Een kort overzicht van voeding

Voeding heeft iedereen nodig. Voeding bestaat uit voedingsstoffen. Voedingsstoffen worden gebruikt om celstructuren op te bouwen, versleten celdelen te vervangen en functionele moleculen te bouwen. De meeste voeding die echter wordt ingenomen, wordt gebruikt om energie te leveren. Deze voedingsstoffen worden dus gebruikt om ATP te vormen.

De mate waarin voeding energie kan leveren wordt gemeten in kilocalorieën. 1 kilocalorie is de hoeveelheid energie die nodig is, om 1 kilogram water 1 graad Celsius te verwarmen.

Voeding
Een voedingsstof is een stof in voedsel die door het lichaam voor groei, onderhoud en herstel wordt gebruikt. De voedingsstoffen kunnen in 6 groepen verdeeld worden. Koolhydraten, vetten en eiwitten zijn de macronutriënten. Vitamines en mineralen zijn de vierde en vijfde groep. Water is de zesde groep. Water is een belangrijke voedingsstof. Het lichaam bestaat voor 60 tot 70% uit water. Vitamines en mineralen worden ook wel micronutriënten genoemd. In de meeste voedingsstoffen komen zowel macro- als micronutriënten voor. Een voeding die voldoende voedingsstoffen uit elke groep bevat, wordt volwaardig genoemd. In de schijf van vijf (www.voedingscentrum.nl) is grafisch weergegeven hoe een volwaardige voeding eruit moet zien. Als een schijf kleiner is, dient men minder van die voedingsmiddelen in te nemen. In een volwaardige voeding moet men ook minder verzadigd vet en meer onverzadigd vet gebruiken. Het vermogen van cellen (met name levercellen) om van moleculen andere moleculen te maken is zeer knap. Dit vermogen maakt het voor het lichaam mogelijk om bij een steeds wisselende voeding, stoffen steeds om te zetten in stoffen die het lichaam nodig heeft. Dit vermogen heeft echter een grens. 45 Moleculen worden essentiële voedingsstoffen genoemd. De essentiële voedingsstoffen kan het lichaam niet, of niet snel genoeg zelf aanmaken. Als het lichaam de essentiële voedingsstoffen in voldoende mate binnen krijgt, kan het de benodigde moleculen zelf maken. Vitamines, mineralen en sommige aminozuren kan het lichaam niet zelf maken en moet het lichaam dus met de voeding binnen krijgen. Niet-essentieel voedingsstoffen is eigenlijk misleidend, omdat het lichaam deze voedingsstoffen zeker nodig heeft. Het lichaam kan de niet-essentiële voedingsstoffen uit de essentiële voedingsstoffen maken.

Koolhydraten
Bronnen

Met uitzondering van lactose zijn bijna alle koolhydraten afkomstig van plantaardige voedingsmiddelen. Suikers (mono- en disacchariden) zijn onder andere afkomstig van fruit, suikerbieten, honing en melk. Het polysaccharide zetmeel (amylose) is onder andere afkomstig van granen en groenten. Vezels zijn onverteerbare koolhydraten. Vezels kunnen onoplosbaar (cellulose) en oplosbaar (pectine) zijn.

Gebruik in het lichaam
Koolhydraten leveren 4 kcal per gram. Uiteindelijk worden alle koolhydraten in het lichaam afgebroken tot glucose. Het glucose kan energie in de vorm van ATP leveren, of worden omgezet in vet en worden opgeslagen. Ook kan het glucose worden omgezet in glycogeen. Tijdens de vertering van koolhydraten ontstaan ook fructose en galactose. Deze monosacchariden worden door de lever ook omgezet in glucose. Veel cellen kunnen vet als energiebron gebruiken. Rode bloedcellen en neuronen kunnen echter alleen glucose verbranden om in hun energiebehoefte te voorzien. Omdat zelfs een tijdelijk tekort aan bloedglucose fataal kan zijn, wordt de bloedglucosespiegel constant geëvalueerd. Kleine hoeveelheden van het koolhydraat pentose worden gebruikt om nucleïnezuren (onderdeel van DNA) te maken. Sommige koolhydraten worden aan vetten en proteïnen vastgemaakt.

Vetten
Bronnen

Voedingsvet komt meestal in de vorm van triglyceriden voor. Dierlijke producten met uitzondering van veel vissoorten bevatten veel verzadigd vet. In sommige plantaardige producten komen verzadigde vetten voor. Onverzadigde vetten komen voor in zaden, noten en vele plantaardige oliesoorten. Vetten worden tot monoglyceriden, glycerol en vetzuren verteerd. Vervolgens worden deze stoffen weer tot triglyceriden omgezet en middels de lymfevaten (de lange keten vetzuren) vervoerd. Belangrijke bronnen van cholesterol zijn eidooier, vlees en orgaanvlees, mosselen en sommige melkproducten. De lever kan vele vetzuren omzetten. De lever kan echter geen linolzuur en linoleenzuur synthetiseren. Deze vetzuren moet het lichaam dus met de voeding binnen krijgen.

Gebruik in het lichaam
Vetten leveren 9 kcal per gram. Voedingsvet is om verschillende redenen essentieel. Vet zorgt ervoor dat vetoplosbare vitaminen kunnen worden geabsorbeerd. Vet is ook een belangrijke energiebron voor de skeletspieren en de lever en fosfolipiden zijn een belangrijk bestanddeel van myelineschedes en membranen. Vetweefsel dient verder als schokbreker, isolator en energievoorraad. Prostaglandines die uit linolzuur worden gevormd, spelen een belangrijke rol bij de contractie van gladde spiercellen, regulering van de bloeddruk en ontstekingen. Cholesterol wordt niet gebruikt om energie te leveren, maar wordt gebruikt bij de vorming van plasmamembranen en gal, steroidhormonen en andere essentiële moleculen.

Eiwitten
Bronnen

Dierlijke producten bevatten veel eiwit. Ook is het eiwit afkomstig van dierlijke producten van de hoogste kwaliteit. Eiwitten van een hoge kwaliteit bevatten essentiële aminozuren in een verhouding die erg lijkt op de verhouding waarin de aminozuren in het menselijk lichaam voorkomen. Eiwitten uit eieren, melk, vis en de meeste vleessoorten zijn complete eiwitten. Deze komen tegemoet aan de behoefte van het lichaam. Peulvruchten en noten zijn eiwitrijk, maar in deze voedingsmiddelen is de verhouding van aminozuren minder ideaal. Groente zijn nodig in een volwaardige voeding, maar bevatten weinig eiwit. Wanneer een gemengde voeding wordt gebruikt, die zowel dierlijke als plantaardige eiwitten bevat, krijgt men aminozuren in een goed verhouding binnen.

Gebruik in het lichaam
Eiwitten leveren 4 kcal per gram. Eiwitten worden gebruikt om weefsels op te bouwen en te handhaven. Ook worden eiwitten gebruikt om enzymen en hormonen te synthetiseren. Ook eiwitten gebruikt worden voor de energievoorziening van het lichaam. Of aminozuren gebruikt worden om nieuwe eiwitten te synthetiseren, of juist verbrand worden, is afhankelijk van een aantal factoren:
• Alles-of-niets-principe.  Wanneer de verhouding van aminozuren in een voedingsmiddel niet tegemoet komt aan de verhouding die nodig is, worden de aminozuren verbrand. Aminozuren kunnen namelijk niet worden opgeslagen.
• Energie-inname. Wanneer de voeding onvoldoende energie en koolhydraten bevat, worden eiwitten gebruikt om het lichaam van energie te voorzien.
• Stikstofbalans. Bij gezonde volwassenen is de eiwitafbraak in balans met de eiwitsynthese. Deze homeostatische situatie kan nagegaan worden met de stikstofbalans. Het lichaam kan een positieve stikstofbalans hebben, wanneer de eiwitsynthese groter is, dan de eiwitafbraak. Het lichaam heeft een negatieve stikstofbalans, wanneer de eiwitsynthese kleiner is, dan de eiwitafbraak.
• Hormonale controle. Bepaalde hormonen (testosteron, groeihormoon, insuline) stimuleren de eiwitsynthese. Andere hormonen (corticosteroiden) stimuleren juist de eiwitafbraak.

Bronnen:
JE. Hall, 2006, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology,  Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2007, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings