Epitheelweefsels heeft vele karakteristieken die het weefsels onderscheiden van andere weefsels. Alle weefsels hebben een apicaal oppervlakte. Dit is het oppervlakte wat zich bevindt aan de buitenkant van het lichaam, of lichaamsholte. Ook hebben alle weefsels een basaal oppervlakte dit is het oppervlakte wat zich meer aan de binnenzijde van het lichaam bevindt. In dit artikel worden enkele kenmerken van epitheelweefsel beschreven.
Polariteit
Alhoewel sommige apicale oppervlakten glad zijn, hebben de meeste apicale weefseloppervlakten microvilli. Microvilli vergroten het oppervlakte. Weefsels die juist stoffen moeten absorberen of secerneren hebben veel microvilli. Deze weefsels hebben een fluweelachtig uiterlijk; dit wordt een borstelzoom genoemd.
Nabij het basale membraan is een smalle steungevende weefsellaag, het basale lamina gelegen. Deze noncellulaire laag bestaat met name uit glycoproteinen. Het basaal lamina fungeert als een filter. Dit filter speelt een belangrijke rol in het doorlaten van stoffen vanuit het bindweefsel richting het epitheel. Het basale lamina fungeert ook als een plaats waar epitheelcellen zich aan kunnen hechten, om bijvoorbeeld een wond te genezen.
Speciale celcontacten
Met uitzondering van klierepitheel passen epitheelcellen perfect in elkaar. Cellen worden bij elkaar gehouden door “tight junctions” en desmosomen. De tight junctions spelen een belangrijke rol in het transport van eiwitten.
Ondersteuning door bindweefsel
Al het epitheelweefsel wordt ondersteund door bindweefsel. Net onder het basale lamina bevind zich het reticulair lamina. Dit is een laag extracellulair materiaal welke met name een fijn netwerk van collageenvezels bevat. De laminae vormen samen het basale membraan. Het basale membraan versterkt het epitheelweefsel.
Geïnnerveerd maar avasculair
Hoewel epitheelweefsel geïnnerveerd is, is het wel avasculair (bevat dus geen bloedvaten). De epitheelcellen worden dus middels diffusie van voedingsstoffen voorzien.
Regeneratie
Epitheelweefsel heeft een grote regeneratieve capaciteit. Wanneer de polariteit wordt verstoord starten de epitheelcellen met delen en wordt het weefsel vernieuwd. Zo lang de epitheelcellen voldoende worden gevoed, zijn de cellen goed in staat te delen.
Classificatie van epitheelweefsel
Elk epithelium heeft twee namen. De eerste naam geeft aan uit hoeveel cellagen het bestaat. De tweede naam geeft aan wat de vorm van de cellen is. Gebaseerd op het aantal cellagen kan men het simpele epitheelweefsel en gestratificeerde epitheelweefsel onderscheiden. Simpel epitheelweefsel bestaat uit 1 cellaag. Het simpel epitheelweefsel vindt men met name op plaatsen in het lichaam absorptie en filtratie plaats vindt en een dun oppervlak wenselijk is. Gestratificeerd epitheelweefsel bestaat uit 2 of meer cellagen. Gestratificeerd epitheelweesfel is te vinden in plaatsen in het lichaam waar veel slijtage ontstaat; bijvoorbeeld de huid.
Bij een dwarsdoorsnede hebben alle epitheelcellen 6 zijden. Het apicale aanzicht van een laag epitheelcellen lijkt een honingraatstructuur. Deze structuur zorgt ervoor dat de cellen dicht bij elkaar kunnen liggen. Epitheelcellen kunnen echter van vorm verschillen. Er zijn drie vormen te onderscheiden. Platte cellen, cuboide cellen en rechthoekige cellen. Bij elke celvorm past de vorm van de celkern zich aan, aan de vorm van de cel.
Simpel epitheelweefsel is eenvoudig te herkennen door te kijken naar de celvorm. Alle cellen in dit weefseltype hebben dezelfde vorm. In gestratificeerd epitheelweefsel heeft elke cel vaak een andere vorm.
Bronnen:
GA Thibodeau, Patton KT 2007, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings