Alle typen bindweefsel bestaan uit cellen die omgeven worden door de extracellulaire matrix. Het volwassen bindweefsel wordt gemaakt door cellen die hun oorsprong kennen in het embryonale mesenchymweefsel. Het mesenchym ontwikkelt zich uit het mesoderm tijdens de eerste weken van de embryonale ontwikkeling.
Algemeen bindweefsel
Het algemeen bindweefsel kent twee subklassen: het losmazige (areolaire, adypocytaire en reticulaire) bindweefsel en het vezelige (vezelige regelmatige, vezelige onregelmatige en elastische) bindweefsel. Met uitzondering van botweefsel, kraakbeenweefsel en bloed behoren alle bindweefseltypen tot bovengenoemde klassen.
Areolaire bindweefsel
De functies van het areolaire bindweefsel zijn steun geven, het verbinden van verschillende weefsels (door de vezels), het binden van extracellulair vocht (door de grondsubstantie), beschermen tegen infecties (door de witte bloedcellen en macrofagen) en opslag van voedingsstoffen (in de vetcellen). Het meest opvallende structurele kenmerk van dit weefsel is de losse rangschikking van de vezels. Door de losse structuur is dit weefsel uitermate geschikt om water en zouten op te slaan. In dit type bindweefsel is evenveel vocht opgeslagen als in de gehele circulatie. Bijna alle lichaamscellen verkrijgen hun voedingsstoffen en geven hun afvalstoffen af aan het areolaire bindweefsel. De hoge concentratie hyaluronzuur maken de grondsubstantie van het areolaire bindweefsel wel zeer visceus. Door de hoge viscositeit kunnen cellen niet zomaar door het bindweefsel heen bewegen. Sommige witte bloedcellen die het lichaam beschermen tegen ziekteverwekkers scheiden het enzym hyaluronidase uit. Hyaluronidase breekt het hyaluronzuur af, waardoor de witte bloedcellen zich makkelijker door de grondsubstantie heen kunnen bewegen. Hierdoor ontstaat echter wel oedeem.
Areolair bindweefsel is het meest voorkomende bindweefsel in het lichaam en fungeert als een soort opvulmiddel tussen de andere weefsels. Het bindt lichaamsdelen; omringt bloedvaten, klieren en zenuwen. Ook vormt dit weefsel het subcutane weefsel en werkt zo als een stootkussen. Tevens komt het voor als lamina propria in alle muceuze membranen.
Vetweefsel
Vetweefsel lijkt qua structuur en functie op areolair bindweefsel. De capaciteit van vetweefsel om voedingsstoffen op te slaan is echter veel groter. Adipocyten komen het meest voor in weefsel en 90% van de totale weefselmassa bestaat uit deze cellen. De adipocyten bestaan bijna geheel uit triglyceriden (=vet). Volwassen adipocyten zijn bijna de grootste cellen in het lichaam, maar kunnen echter variëren in grootte. Vetweefsel is zeer goed gevasculariseerd, wat duidt op een hoog metabolisme. Zonder de vetvoorraad zou de mens binnen een aantal dagen sterven. Het meeste vetweefsel wordt subcutaan aangelegd, waar het ook als een stootkussen en isolatielaag kan fungeren. Vet is een slechte geleider van warmte. Vet wordt ook rondom de nieren, achter de oogballen en in vetdepots op de heupen en de buik opgeslagen. Het subcutane vet wordt gebruikt als brandstof voor het gehele lichaam. Het vet wat dicht bij de organen is opgeslagen, wordt ook voor deze organen gebruikt. Zuigelingen hebben ook nog bruin vet. Dit bruin vet wordt gebruikt om het lichaam op te warmen. Zuigelingen zijn nog niet in staat om te rillen. Bij de verbranding van het bruine vet komt zeer veel warmte vrij.
Reticulaire bindweefsel
Reticulair bindweefsel is een van de subtypen van areolair bindweefsel. De enige vezels in de matrix zijn echter reticulaire vezels. Reticulair bindweefsel komt maar in enkele plaatsen van het lichaam voor. Het vormt een labyrinthachtige stroma, welke vele vrije bloedcellen ondersteunt in lymfeknopen, de milt en het beenmerg.
Vezelig regelmatig bindweefsel
Vezelig regelmatig bindweefsel is een van de subklassen van het vezelige bindweefsel. Het vezelig regelmatig bindweefsel bestaat uit dicht om elkaar heen gewonden collageenvezels die allemaal in dezelfde richting lopen, parallel aan de trekrichting. Het resultaat is een witte, flexibele structuur met een grote trekweerstand. Tussen de vezels bevinden zich fibroblasten. Dit type bindweefsel is slecht gevasculariseerd. Door de grote trekweerstand komt dit type bindweefsel veel in pezen, aponeurozen en ligamenten voor.
Vezelig onregelmatig bindweefsel
Vezelig onregelmatig bindweefsel heeft dezelfde structurele elementen als het regelmatige type. De bundels van bindweefsel zijn echter veel dikker en onregelmatig gerangschikt. Dit type bindweefsel komt voor als vlakken waar grote rek vanuit verschillende richtingen kan voorkomen. Dit type bindweefsel komt voor in de lederhuid, spieren, organen en gewrichtskapsels.
Kraakbeen
Kraakbeen heeft als belangrijkste functies rek en druk weerstaan. Met deze functies past het goed tussen bot en vezelig bindweefsel. Kraakbeen is sterk en flexibel. Kraakbaan is niet geïnnerveerd en avasculair. Kraakbeen verkrijgt zijn voedingsstoffen middels diffusie. De grondsubstantie bevat grote hoeveelheden GAG (met name chondroitine en hyaluronzuur) en collageenvezels (soms elastische vezels). De kraakbeenmatrix bestaat voor 80% uit water. Het vocht zorgt ervoor dat het kraakbeen na compressie weer in de oorspronkelijke stand kan terugveren en is belangrijk in het transport van voedingsstoffen. Chondroblasten in het kraakbeen produceren matrix.
Er zijn drie subklassen kraakbeenweefsel: hyalien kraakbeen, elastisch kraakbeen en vezelig kraakbeen
Hyalien kraakbeen
Hyalien kraakbeen komt het meest voor in het lichaam. Hoewel dit type kraakbeen grote hoeveelheden collageenvezels bevat, zijn deze vezels niet afzonderlijk te zien. Dit type kraakbeen ziet er glasachtig uit. Het hyalien kraakbeen bestaat uit 1-10% uit chondroblasten. Hyalien kraakbeen geeft steun en is ietwat vervormbaar. Hyalien kraakbeen bedekt de uiteinden van lange beenderen. Het kraakbeen absorbeert schokken. Hyalien kraakbeen geeft ook de neus zijn vorm, verbindt de ribben aan het sternum en geeft steun aan de luchtwegen. Het gehele embryonale skelet wordt eerst uit hyalien kraakbeen opgetrokken. Het hyalien kraakbeen is tijdens de kindertijd nog in de epifysairschijven (=groeischijven) te vinden.
Elastisch kraakbeen
Elastisch kraakbeen lijkt histologisch erg veel op hyalien kraakbeen. Er bevinden zich echter veel meer elastische vezels in het elastische kraakbeen. Dit type kraakbeen is zeer sterk en kan rek zeer goed weerstaan. Elastisch kraakbeen is te vinden in de oorschelp en in de epiglottis.
Vezelig kraakbeen
Vezelig kraakbeen heeft eigenschappen die tussen hyalien kraakbeen en vezelig regelmatig bindweefsel in liggen. Rijen chondroblasten worden afgewisseld met dikke rijen collageenvezels. Dit type kraakbeen kan zeer goed compressie weerstaan. Dit type kraakbeen wordt in de tussenwervelschijven en de menisci gevonden.
Botweefsel
Bot is zeer hard. Om deze reden is bot zeer goed in staat om steun te geven aan het lichaam en organen te beschermen. Botten hebben ook holtes waar vet in kan worden opgeslagen en sommige botten vormen bloed. De botmatrix lijkt op de kraakbeenmatrix, maar is veel harder. Ook bevat bot meer collageenvezels en bestaat uit het anorganische element Calcium. Osteoblasten produceren het organische deel. Botzouten worden tussen de collageenvezels vastgelegd. Volwassen botcellen, de osteocyten verblijven in de lacunae. In een dwarsdoorsnede van bot bestaat het bot uit osteons. Osteons bestaan uit concentrische ringen (lamellae) botmatrix. De lamellae omringen bloedvaten en zenuwvezels. Bot is zeer goed gevasculariseerd.
Bloed
Bloed is de vloeistof die in bloedvaten te vinden is. Bloed is het meest atypische bindweefsel. Bloed verbindt niets en geeft totaal geen steun. Bloed wordt echter geclassificeerd als bindweefsel, omdat het mesenchym als oorsprong heeft. De bloedcellen worden omgeven door het niet levende bloedplasma. De meeste cellen van het bloed zijn erythrocyten. Het bloed bevat echter ook witte bloedcellen (neutrofielen, lymfocyten, monocyten, eosinofielen en basofielen). De “vezels” van het bloed zijn oplosbare eiwitmoleculen, die samenklonteren wanneer een stolsel nodig is. Bloed transporteert voedingsstoffen, afvalstoffen, ademgassen en vele andere stoffen door het lichaam.
Bronnen:
GA Thibodeau, Patton KT 2007, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings