Amoeben en andere eencellige organismen zijn individualisten. Elke cel zoekt en verwerkt zijn voedsel, scheidt afvalstoffen uit en voert alle taken uit die nodig zijn om te overleven. In het meercellig menselijk lichaam opereren cellen niet individueel, maar vormen hechte gemeenschappen en werken nauw samen.
Individuele lichaamscellen zijn gespecialiseerd. Elke cel voert een specifiek aantal functies uit, die de homeostase waarborgen en in de behoefte van het lichaam voorzien. Specialisatie van cellen zorgt ervoor dat het lichaam zeer nauwkeurig om de omgeving kan reageren. Specialisatie van cellen kent echter ook een aantal risico’s. Wanneer een groep cellen onvervangbaar is, kan verwonding of verlies van deze cellen voor handicaps, of zelfs complete verwoesting van het lichaam zorgen.
Groepen cellen die vergelijkbaar zijn in functie en structuur wordt een weefsel genoemd. Het menselijk lichaam kent vier grote typen weefsels. Deze weefsels zijn: epitheelweefsel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel. Elke type weefsel kent een groot aantal subtypen.
Elk weefsel kent een specifieke functie. Epitheelweefsel bedekt, bindweefsel geeft steun, spierweefsel maakt beweging mogelijk en zenuwweefsel controleert. Hoewel dit de belangrijkste functies van de afzonderlijke weefsels, kent elk weefsel nog andere functies.
Bronnen:
GA Thibodeau, Patton KT 2007, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings