Inspanningsfysiologie; slagaders en bloeddruk

De slagaders vervoeren over het algemeen zuurstofrijk bloed naar de weefsels. De longslagader vormt een uitzondering. De longslagader vervoert zuurstofarm bloed richting de longen. De slagaders in het algemeen en de aorta in het bijzonder moet een hoge druk op kunnen vangen. Het hart pompt namelijk met veel kracht bloed in de aorta. De kracht waarmee het hart bloed in de slagaders pompt en door de slagaders wordt opgevangen, wordt bloeddruk genoemd. De bloeddruk tijdens een hartslag is de systolische druk. De bloeddruk tussen twee hartslagen is onderdruk. Een gezonde bloeddruk is 120 mm Hg bovendruk of lager en 80 mm Hg onderdruk of lager. Bij een onder- en bovendruk respectievelijk tussen de 80-89 mm Hg en 120-139 mm Hg wordt gesproken over licht verhoogde bloeddruk. Bij een onder- en bovendruk respectievelijk tussen de 90-99 mm Hg en 140-159 mm Hg wordt gesproken over hypertensie graad 1. Wanneer de boven- en onderdruk nog hoger zijn, is er sprake van hypertensie graad 2.

De slagaders (arteriën) en arteriolen
Het hart pompt met veel kracht en dus hoge druk bloed in de slagaders. Om deze reden moeten de slagaders een hoge druk kunnen weerstaan. Om de hoge druk te kunnen weerstaan hebben de slagaders een dikke vaatwand die uit glad spierweefsel en bindweefsel bestaat. De vaatwand geeft weinig mee wanneer het hart bloed in de slagaders met veel kracht pompt.
De aorta is de grootste slagader en is direct aangesloten op de linker harthelft (preciezer op de linker kamer). De aorta vertakt zich in steeds kleinere slagaders (arteriën) en vervolgens arteriolen. De arteriolen hebben een bijzondere eigenschappen. De arteriolen kunnen namelijk op de lokale vraag van het weefsel dat het arteriool van bloed voorziet en hormonen vernauwen (vasoconstrictie), of verwijden (vasodilatatie). Als het desbetreffende weefsel meer bloed nodig heeft, verwijden de arteriolen. Als het noodzakelijk is dat er minder bloed naar het weefsel stroomt, vindt er vasoconstrictie plaats. Tijdens inspanning is het bijvoorbeeld dat er meer bloed naar de spieren en de huid stroomt en minder bloed naar het spijsverteringsstelsel. Dit betekent dat er vasoconstrictie van de arteriolen van het spijsverteringsstelsel plaatsvindt en vasodilatatie van de arteriolen van de huid en spieren. Tussen de arteriën (en arteriolen) en weefsels vindt echter geen uitwisseling van zuurstof, koolstofdioxide en voedingsstoffen plaats. Deze uitwisseling vindt pas plaats op het niveau van de fijnste vaten, de haarvaten (capillairen).
Over het algemeen vervoeren de slagaders zuurstofrijk bloed naar de verschillende weefsels van het lichaam. De arterie pulmonalis (a. pulomonalis; longslagader) vervoert zuurstofarm bloed vanuit de rechter harthelft naar de longen.

Wat is bloeddruk?
Bloeddruk oftewel tensie is de druk die aanwezig is in het circulatiestelsel. De bloeddruk is niet hetzelfde in het gehele lichaam. In de aorta is de bloeddruk bijvoorbeeld veel hoger dan in de aders (venen) van het lichaam. De aorta is namelijk direct op het linker ventrikel aangesloten en moet veel contractiekracht van het hart opvangen. In de venen is dat niet het geval. Hoewel de aorta niet veel meegeeft, vangt hij wel deels de contractie van het hart op.

Onderdruk en bovendruk, diastolische druk, systolische druk en Mean Arterial Pressure (MAP)
Tijdens een contractie van het hart is de bloeddruk het hoogst en de bloeddruk wordt dan bovendruk, of systolische tensie genoemd. Tussen twee contracties (slagen) van het hart is de bloeddruk het laagst en wordt dan onderdruk, of diastolische druk genoemd. De MAP is de gemiddelde druk op de vaatwand tijdens een hartcyclus. De MAP is in formulevorm

  • Diastolische druk + [0,33(Systolische druk-Diastolische druk)]

Is mijn bloeddruk gezond?
Een gezonde bloeddruk is 120 mm Hg bovendruk of lager en 80 mm Hg onderdruk of lager. Bij een onder- en bovendruk respectievelijk tussen de 80-89 mm Hg en 120-139 mm Hg wordt gesproken over prehypertensie (licht verhoogde bloeddruk). Bij een onder- en bovendruk respectievelijk tussen de 90-99 mm Hg en 140-159 mm Hg wordt gesproken over hypertensie (hoge bloeddruk graad 1). Bij een onder- en bovendruk respectievelijk groter dan 100 mm Hg en 160 mm Hg wordt gesproken over hypertensie graad 2.

Bloeddruk is het product van hartminuutvolume en totale perifere weerstand
Bloeddruk wordt bepaald door het hartminuutvolume (HMV) en de totale perifere weerstand (TPW). Het HMV is het product van het slagvolume (SV) en de hartfrequentie (HF). De TPW is de weerstand die het bloed ondervindt wanneer het door de bloedvaten stroomt. Wanneer de TPW toeneemt, moet ook de bloeddruk toenemen om deze weerstand te ondervinden. TPW wordt bepaald door vaatweerstand, viscositeit (dikte van het bloed) en turbulentie.
De vaatweerstand is de weerstand van bloedstroom langs de wanden van het bloedvat. Hoe kleiner het lumen (diameter) van het bloedvat des te groter is de vaatweerstand. De viscositeit is de stroperigheid (of dikte) van het bloed. Hoe stroperiger het bloed des te groter is de weerstand. De turbulentie van de bloedstroom zijn de wervelingen die de bloedstroom ondervindt. Normaliter is de bloedstroom laminair; dat wil zeggen dat het bloed geen wervelingen maakt, maar dat al het bloed dezelfde richting op stroomt. Wanneer er sprake is van turbulentie in de bloedstroom, maar verschillende richtingen en neemt de weerstand toe.

Bronnen:

William D. McArdle, Victor L. Katch, & Frank I. Katch (2014) Exercise Physiology, Nutrition, Energy, and Human Performance, LWW Philadelphia