Schouderklachten komen veel voor in de praktijk. Jaarlijks heeft ruim 30% van de Nederlandse bevolking last van schouderklachten. 60% van de patiënten met schouderklachten is vrouw. Het impingementsyndroom is de meest gestelde diagnose voor schouderklachten. 44 tot 65% van de patiënten met schouderklachten krijgt de diagnose impingementsyndroom. Om een impingement aan te tonen zijn er verschillende testen (Neer-test, Hawkins-Kennedy test en de Painful arc test).
Epidemiologie van het impingementsyndroom
Een impingement ontstaat door (een) functiestoornis(sen) in de schoudergordel. Deze functiestoornis(sen) veroorzaken een inklemming van verschillende weefsels in de schouder. Weefsels die ingeklemd kunnen raken zijn vaak de slijmbeurs, pezen en het kapsel. Een impingement heeft verschillende oorzaken. Zo kunnen veranderingen in het schouderdak, instabiliteit van het schoudergewricht (glenohumorale instabiliteit) en ruimte-innemende processen een impingement veroorzaken. Impingement is de meest gestelde diagnose voor schouderklachten. Jaarlijks hebben ruim 30% van de Nederlanders schouderklachten. 44 tot 65% van deze patiënten krijgt de diagnose impingement. Het impingement maakt 90% uit van alle niet-traumatische schouderklachten. Er zijn verschillende testen om een impingement te diagnosticeren.
Diagnose en testen bij een impingementsyndroom
De diagnose impingement wordt gesteld op basis van het gesprek met de patiënt en een aantal testen die bij de patiënt worden gedaan. De gouden standaard om een impingement vast te stellen is een artroscopie te doen. In de fysiotherapiepraktijk is een artroscopie echter onmogelijk. Uit het gesprek met de patiënt met een impingement komt vaak naar voren dat er sprake is van een pijnlijk traject bij het zijwaarts heffen van de heffen. Dit pijnlijke gebied zit tussen de 60 en 120 graden. Dit traject wordt een painful arc genoemd. Vaak is ook iets pakken uit de broekzak of de jas, en/of trui aandoen pijnlijk. Daarnaast is er pijn rond het schoudergewricht met uitstralende pijn naar de bovenarm. Ook kan de patiënt vaak niet liggen op de aangedane schouder. Naast het vraaggesprek worden er een aantal testen afgenomen. Bij elke test wordt de sensitiviteit en specificiteit aangegeven. Sensitiviteit betekent dat de test een aandoening moet aantonen wanneer er ook daadwerkelijk sprake is van die aandoening. Een sensitiviteit van 100% is zeer sensitief. Een sensitiviteit van 0% is helemaal niet sensitief. Specificiteit betekent dat de test een aandoening moet uitsluiten aantonen wanneer er ook daadwerkelijk geen sprake is van die aandoening. Een specificiteit van 100% is zeer specifiek. Een specificiteit van 0% is helemaal niet specifiek. Er zijn een aantal testen die worden gebruikt bij het aantonen van een impingement. Deze testen zijn: Neer-test, Hawkins-Kennedy test en de Painful arc test. De sensitiviteit van de Neer-test is 75% en de specificiteit van de Neer-test is 55%. De Hawkins-Kennedy test heeft een sensitiviteit van 85% en de specificiteit van de Hawkins-Kennedy test is 50%. De sensitiviteit en specificiteit van de painful arc test zijn respectievelijk 55 en 75%. Een combinatie van verschillende testen is dus aan te bevelen. Vaak worden bij een impingement ook het doen van instabiliteitstesten van het schoudergewricht aanbevolen omdat instabiliteit van het schoudergewricht impingementklachten kunnen veroorzaken. De volgende testen kunnen gebruikt worden om instabiliteit van het schoudergewricht aan te tonen: Apprehension test (sensitiviteit 60% en specificiteit 95%), Relocation test (sensitiviteit 75% en specificiteit 95%) en Anterior release test (sensitiviteit 90% en specificiteit 90%).
Tot slot
Schouderklachten komen veel voor in Nederland. Vaak is een impingement de oorzaak van schouderklachten. Bij een impingement klaagt de patiënt over pijn rond en onder de schouder en zijn bepaalde bewegingen pijnlijk. Naast een aantal testen om een impingement aan te tonen is het raadzaam om ook de stabiliteit van het schoudergewricht te testen.
Bronnen: