Misverstanden over de energiebalans: deel 4, de dynamische energiebalans, set-point, settling-point en dual-intervention model

Je energiebalans wordt niet alleen bepaald door wat je eet en hoeveel je beweegt, maar ook door complexe regelmechanismen in je lichaam. Enerzijds heb je een fysiologische regulering: je lichaam probeert je vetmassa binnen bepaalde grenzen te houden via onder andere nerveuze en hormonale signalen die je honger en energiegebruik beïnvloeden. Anderzijds is er een non-fysiologische regulering: externe factoren zoals de beschikbaarheid van voedsel, sociale invloeden en fysieke omgeving spelen een grote rol in hoeveel je daadwerkelijk eet en beweegt. Er zijn verschillende modellen die deze regulatie proberen te verklaren, zoals de set-point theorie, de settling-point theorie en het dual-intervention model. De set-point theorie stelt dat je lichaam een bepaalde vetmassa probeert te handhaven, vergelijkbaar met een thermostaat die de temperatuur regelt. De settling-point theorie erkent dat je vetmassa niet statisch is, maar schommelt afhankelijk van je omgeving en gewoonten. Het dual-intervention model combineert beide ideeën en stelt dat er grenzen zijn waarbinnen je lichaam je vetmassa kan aanpassen zonder al te grote weerstand, maar dat extreme veranderingen in je vetmassa sterk worden tegengewerkt, waardoor bijvoorbeeld een extreem lage energie-inname en/of vetmassa resulteert in een verlaging van je energiegebruik en een bijna onbedwingbare honger.

Fysiologische regelprocessen sturen vetmassa: set-point theorie

Hormonen zoals leptine en ghreline spelen een sleutelrol in het reguleren van je honger en energiegebruik. Als je te weinig eet, daalt je leptineniveau en stijgt je ghrelinegehalte, wat je hongerig maakt en je energiegebruik verlaagt. Bij overeten gebeurt het tegenovergestelde: leptine stijgt, waardoor je sneller verzadigd raakt, minder honger hebt, en je energiegebruik toeneemt. Dit mechanisme helpt veel mensen jarenlang op een stabiel gewicht te blijven, zonder calorieën te tellen of hun bewust te meer te bewegen. Toch werkt dit systeem niet voor iedereen perfect. Onder invloed van een veranderende omgeving – met steeds meer calorierijk gemaksvoedsel en minder noodzaak tot beweging – worden deze fysiologische signalen minder effectief of worden simpelweg genegeerd. Dit verklaart deels waarom obesitas steeds vaker voorkomt, ondanks het feit dat ons lichaam in theorie in balans zou moeten blijven.

Omgeving stuurt de vetmassa: settling-point theorie

Onze moderne omgeving heeft een enorme invloed op hoeveel we eten en bewegen. Een aantal factoren draagt bij aan een verhoogde energie-inname die zich buiten onze fysiologische regelmechanismen voltrekken. Een aantal voorbeelden zijn:

  • Supersmakelijke combinatie van vet, suiker en zout in voedingsmiddelen zorgt ervoor dat we blijven eten, zelfs als we geen honger meer hebben.
  • Vezel- en eiwitarme voeding vult minder goed en leidt ertoe dat je sneller opnieuw honger krijgt.
  • Frisdranken en vruchtensappen leveren veel calorieën zonder dat je lichaam dit registreert als ‘echt eten’, waardoor je onbewust meer blijft eten en drinken.
  • Grote porties en gemakkelijke beschikbaarheid maken het verleidelijk om te veel te eten.
  • Sociale en marketinginvloeden stimuleren overconsumptie, vaak zonder dat je het doorhebt.

Daarnaast is het in de moderne maatschappij makkelijker dan ooit om weinig te bewegen. Je kunt de hele dag zitten: van je auto naar je bureau, naar de bank thuis, zonder dat je lichaam een noemenswaardige inspanning levert. Minder beweging betekent een lager energiegebruik, waardoor overtollige calorieën makkelijker worden opgeslagen als vet.

Volgens de settling-point theorie past je lichaam zich aan de omstandigheden aan. Onze omgeving stimuleert grote porties en minder beweging, wat leidt tot een hogere energie-inname dan -gebruik en uiteindelijk een toename in vetmassa. Maar deze extra vetmassa moet worden meegesleept, wat leidt tot een verhoogde spiermassa en een hoger energiegebruik. Uiteindelijk stabiliseert je gewicht op een nieuw, hoger niveau: het ‘settling point’.

Deze theorie verklaart waarom obesitas steeds vaker voorkomt, maar heeft ook zwakke punten. Studies uit de jaren ‘50 en ‘90 laten zien dat een snelle en sterke afname van de vetmassa leidt tot een sterke fysiologische hongerprikkel en overeten, iets wat de settling-point theorie niet goed verklaart. Als energie-inname en -gebruik puur passief gereguleerd worden, zou vetmassa langzaam toenemen met de jaren, zonder een bijna onbedwingbaar hongergevoel na extreem vetmassaverlies.

Dual-intervention model: de grenzen van gewichtsregulatie

Het dual-intervention model bouwt voort op zowel de set-point als de settling-point theorie en introduceert het idee van een onder- en bovengrens voor vetmassa. Binnen deze grenzen kan je gewicht relatief vrij fluctueren zonder dat fysiologische regelmechanismen sterk ingrijpen. Maar zodra je buiten deze grenzen komt – ofwel door te veel vetverlies of door extreme toename van de vetmassa – gaat je lichaam krachtig reageren om terug te keren binnen deze bandbreedte.

Bij ernstig verlies van vetmassa neemt de eetlust drastisch toe en vertraagt de stofwisseling, waardoor je bijna onvermijdelijk weer aankomt. Dit verklaart waarom veel mensen na een crashdieet snel terugvallen in oude gewoonten. Aan de andere kant, bij extreme toename van de vetmassa stijgt het energiegebruik, wat verdere toename van de vetmassa bemoeilijkt. Dit model helpt te verklaren waarom sommige mensen makkelijker op gewicht blijven terwijl anderen meer moeite hebben om binnen een gezond bereik te blijven.

En dus…

Welk model je ook volgt, binnen elk model zorgt een verstoring van de energiebalans voor een verstoring van de hoeveelheid vetmassa. Je lichaam probeert je vetmassa binnen bepaalde grenzen te houden door energiegebruik en energie-inname te beïnvloeden, maar je omgeving kan deze regulatie verstoren. Door bewuster om te gaan met voedselkeuze, portiegrootte en beweging kun je voorkomen dat je settling point steeds hoger komt te liggen. Dit betekent: voldoende eiwitten en vezels eten, frisdrank vermijden, en zorgen voor een actieve leefstijl. Kortom, jij hebt invloed op je energiebalans – maar je moet er wél bewust mee omgaan.