Angst zaaien over zaadolie deel 8: je gooit toch geen motorolie over je salade?

“Je gooit toch ook geen olie die in de scheepsbouw wordt gebruikt op je salade?” Het is een van de populairste argumenten tegen zaadolie in gezondheidskringen op sociale media. Influencers, YouTubers en zelfverklaarde voedselgoeroes wijzen erop dat zonnebloemolie en koolzaadolie worden gebruikt in de industrie: als smeermiddel, als basis voor biodiesel, als glijmiddel voor machineonderdelen. Dat zou ‘bewijzen’ hoe toxisch en ongeschikt deze oliën zijn voor menselijke consumptie. Het beeld is snel geschetst: je giet hetzelfde spul in je pan als monteurs in een hydraulische pers. Maar klopt dat wel?

De verwarring ontstaat uit het feit dat oliën in de keuken en de industrie van dezelfde zaden worden gemaakt. Beide zijn zaadoliën. De samenstelling van de oliën is echter even verschillend als lijm en gelatine, die beide weer afkomstig zijn van beenderen. In de industrie worden zaadoliën  gebruikt vanwege hun smeerbaarheid, stabiliteit en chemische eigenschappen. Maar wat daar vaak niet bij wordt verteld: de oliën die in fabrieken worden ingezet zijn totaal anders behandeld en samengesteld dan die in de supermarkt. Net zoals lampolie niet hetzelfde is als olijfolie, ook al kan de basis identiek lijken.

Het is bovendien niet uniek voor plantaardige producten. Dierlijke ingrediënten worden al eeuwenlang voor meerdere doelen ingezet. Walvisvet was voeding én brandstof. Schapenvet kan op je brood én op je huid. Collageen zit in je bouillon én in je lijm. Honing wordt gegeten, maar ook verwerkt in zeep. Sommige producten zijn geschikt gemaakt voor consumptie, andere juist voor technische toepassingen, vaak met ingrijpende chemische processen die ze ongeschikt maken voor consumptie. Het idee dat zaadolie ‘giftig’ is omdat het ook industriële toepassingen kent, houdt dus weinig stand. Maar laten we het grondig uitpluizen.

Zaadolie voor machines ≠ zaadolie voor mensen

Het is waar: zonnebloemolie, koolzaadolie en soja-olie worden gebruikt in industriële toepassingen. Denk aan hydraulische vloeistoffen, glijmiddelen of smeerolie voor kettingen. Ook worden ze verwerkt in verven, coatings of biodiesel. Dat komt omdat plantaardige oliën,  goede smerende eigenschappen hebben, biologisch afbreekbaar zijn en in veel gevallen herbruikbaar. Zeker in de scheepvaart en landbouw, waar duurzaamheid steeds belangrijker wordt, zijn ze een logische keuze. Maar hier komt de crux: industriële zaadolie is geen voedingsmiddel.

De olie die in machines gaat, ondergaat een heel ander productieproces dan de zonnebloemolie in je keukenkastje. Machine-olie wordt op een andere wijze chemisch gemodificeerd, gehydrogeneerd of vermengd met additieven die haar smeereigenschappen verbeteren, zoals antischuimmiddelen of corrosieremmers. Deze toevoegingen maken de olie juist ongeschikt voor consumptie. Het is dus geen kwestie van “we eten wat in de motor gaat”, maar van twee totaal verschillende eindproducten met een gemeenschappelijke oorsprong.

Omgekeerd is zaadolie die wél voor voeding wordt gebruikt juist onderworpen aan strikte regels. Denk aan limieten voor oplosmiddelresten zoals hexaan, regels voor contaminanten, afwezigheid van schadelijke metaalionen en strenge controles op microbiologische veiligheid. De zaadolie wordt gezuiverd, gebleekt, ontgeurd en gestabiliseerd – niet om hem ‘chemisch’ te maken, maar om hem veilig, houdbaar en bruikbaar voor consumptie te maken. Gooi je zaadolie geschikt voor consumptie in je motorblok, dan ontploft je motor binnen de kortste keren.

Dierlijke producten: ook multifunctioneel, ook bewerkt

Het gebruik van plantaardige oliën in meerdere contexten is dus niet vreemd en zeker niet uniek. Dierlijke producten zijn van oudsher ook net zo multifunctioneel als plantaardige. Voordat industriële zaadolie werd gebruikt, werd walvisvet gebruikt als industrieel smeermiddel, lampenolie, en… levertraan (als voedingssupplement). En ook tegenwoordig wordt nog steeds walvisvlees gegeten in Japan en Noorwegen. Eén grondstof, totaal verschillende toepassingen.

Een ander voorbeeld is collageen. Het bindweefsel van runderen en varkens wordt verwerkt tot gelatine, wat in snoep, bouillonblokjes en supplementen zit. Maar dezelfde grondstof werd en wordt ook gebruikt om lijm van te maken. Het verschil zit in de verwerking en zuivering: eetbare gelatine moet aan voedselveiligheidsnormen voldoen, terwijl technische collageenlijm dat niet hoeft.

Hetzelfde geldt voor schapenvet (lanoline), dat wordt gebruikt in cosmetica en als isolerende beschermlaag voor openwaterzwemmers, maar ook als eetbaar vet in sommige culturen. Honing wordt naast zoetmiddel in thee en op brood ook verwerkt in zeep, bijenwas in kaarsen, meubels en leerverzorging. Het eenmansteam dat deze artikelen schrijft, houdt trouwens niet van honing. We vinden de bijsmaak niet lekker.

Duiven worden gegeten, maar werden ook gebruikt als communicatiemiddel. En zetmeel? Dat zit in voedselproducten, maar ook in behangplaksel. De chemische structuur is dezelfde, maar toevoegingen, verwerking en zuiverheid maken het ene eetbaar en het andere niet. En van een berk kun je stevia, teer en de grondstof voor aspirine maken.

Dus nee: het feit dat een grondstof in meerdere sectoren wordt gebruikt, zegt op zichzelf niets. De verwerking bepaalt de functie en vooral de geschiktheid voor consumptie. Hetzelfde dier of dezelfde plant kan leiden tot voedsel, schoonheidsproducten, industriële goederen of medicijnen. Juist door selectie en bewerking ontstaan veilige, toepasbare eindproducten.

Conclusie: van angst naar inzicht

Het idee dat zaadolie ‘slecht’ is omdat het ook in machines wordt gebruikt, klinkt heftig, maar berust op een verkeerde veronderstelling. De olie in machines is niet dezelfde olie die je in de supermarkt koopt. Industrieel gebruik van zaadolie vereist andere samenstellingen, andere toevoegingen en andere verwerking. Eetbare zaadolie ondergaat juist zuiverende stappen en voldoet aan strikte voedselveiligheidsnormen. En die multifunctionaliteit is niet uniek voor plantaardige oliën. Dierlijke producten worden net zo goed op meerdere manieren gebruikt. Het verschil zit in de verwerking: sommige eindproducten zijn geschikt gemaakt voor menselijke consumptie, andere juist totaal niet. Dat geldt voor collageen, voor schapenvet, voor walvisvet, honing, zetmeel en nog veel meer.

Wil je fit worden zonder fratsen. Bestel dan Fit zonder fratsen hier. Of klik op het boek hieronder: