Trombosebeen (DVT) oorzaken, symptomen en behandeling

Bij een trombosebeen is er geen sprake van verstopping van een slagader, maar van een diepe ader van het been. Oorzaken voor een trombosebeen zijn onder andere kanker in de voorgeschiedenis, eerdere een trombosebeen of longembolie hebben gehad en ernstig overgewicht. Symptomen van een trombosebeen zijn pijn bij het staan en lopen en een been wat dik, warm en roodpaars is. De behandeling bestaat uit anticoagulantia (bloedverdunners) en een elastische kous (steunkous).

Wat zijn oorzaken van een trombosebeen?
De meest voorkomende oorzaken van een trombosebeen zijn hetzelfde als van een longembolie. In feite is een longembolie een ernstige complicatie van een trombosebeen. Bij een longembolie is er vaak een stolsel losgeschoten uit het been. Via de rechterkamer van het hart, komt het stolsel uit de beenader in de longslagader terecht. De volgende risicofactoren verhogen het risico op het krijgen van een trombosebeen:

  • Ouderdom
  • Gebruik van de pil (Diane 35)
  • Immobilisatie van het been, door gips (bijvoorbeeld na een botbreuk of operatie in de laatste maand)
  • Kanker in de voorgeschiedenis
  • Eerder een trombosebeen of longembolie hebben gehad
  • Ernstig overgewicht
  • Afwijking in de stolling (bijvoorbeeld Factor V Leiden)
  • Narcose
  • Zwangerschap

Wat zijn symptomen van een trombosebeen?
Een stolsel in de diepe grote beenader verstopt de betreffende beenader. Hierdoor kan er geen bloed meer terugstromen naar het hart en hoopt het bloed zich op achter het stolsel. Vaak hebben patiënten met een trombosebeen pijn aan het been. Vaak zit de pijn in de kuit. De pijn wordt vaak erger door staan en lopen en de pijn neemt wat af wanneer het been omhoog ligt. Bij lopen en staan, zakt het bloed in het been en hoopt het bloed nog meer op. Doordat het bloed niet goed door de grote beenader kan stromen, zoekt het bloed een andere weg om terug te stromen. Het bloed gaat meer terugstromen door de oppervlakkige aders, die vlak onder huid liggen. Hierdoor voelt het been erg warm en zijn de aderen goed zichtbaar. Ook wordt het been rood tot roodpaars. De arts zal goed luisteren naar wat de patiënt te zeggen heeft en welke klachten de patiënt heeft. Ook zal de arts aanvullend onderzoek doen. De diagnose wordt vaak gesteld op basis van bloedonderzoek en een echo. Het bloed wordt onderzocht op D-dimeer. D-dimeer is een afbraakproduct van de bloedstolling en is verhoogd wanneer er een trombosebeen is. Met een echo worden de beenaderen in beeld gebracht en wordt gekeken of een stolsel een beenader verstopt. Ook wordt een duplexonderzoek gedaan, om de snelheid van de bloedstroom te beoordelen.

Hoe verloopt de behandeling van een trombosebeen?
Een trombosebeen wordt behandeld met anti-coagulantia (anti-stollingsmiddelen; bloedverdunners). In het begin bestaan de anti-coagulantia uit spuitjes en tabletten. In de spuitjes zit heparine. De spuitjes worden door de verpleegkundige, of door de patiënt zelf vlak onder de huid ingespoten. De tabletten zijn vaak acenocoumarol, of fenprocoumon. Wanneer het bloed voldoende ontstold is, mag gestopt worden met de spuitjes. Deze bloedwaarde die aangeeft of het bloed voldoende ontstold (bloed voldoende dun is) is wordt de INR-waarde genoemd. De tabletten zijn nodig om te voorkomen dat het stolsel niet groeit, het ontstaan van nieuw stolsel voorkomen en een longembolie voorkomen. Wanneer de patiënt voor de eerste maal een trombosebeen heeft, mag na een half jaar gestopt worden met tabletten. De patiënt blijft onder controle van de trombosedienst tijdens gebruik van anti-coagulantia. Wanneer de patiënt voor de tweede keer een trombosebeen, of eerder een longembolie heeft gehad, moet levenslang anti-coagulantia gebruikt worden. Tegen de pijn kan paracetamol gebruikt worden. Naast de anti-coagulantie moet de patiënt ook een steunkous (elastische kous) dragen. De steunkous is nodig om verdere beschadiging van de beenader door het bloedstolsel te voorkomen. De steunkous ondersteunt de terugstroom van bloed en voorkomt dat het been dik wordt. De steunkous moet altijd worden gedragen. Alleen met sporten mag de kous uit en tijdens het slapen moet de kous uit. De steunkous wordt aangemeten, maar dat kan pas als het been weer normaal van dikte is. Tot die tijd moet het been ingezwachteld worden. De ernstigste klachten moeten binnen twee weken voorbij zijn.

Bronnen:

www.hartstichting.nl
nhg.artsennet.nl

vasculairegeneeskunde-amc.nl
www.cbo.nl