Calcitonine wordt geproduceerd door de parafolliculaire cellen (C-cellen) van de schildklier. PTH wordt geproduceerd wanneer de calciumconcentratie van het bloed daalt. PTH zorgt ervoor dat osteoclasten het bot gaan resorberen. Calcitonine wordt aan het bloed afgegeven wanneer de calciumconcentratie van het bloed stijgt. Calcium wordt dan vastgelegd in het bot. Calcitonine blijkt met name een effectief hormoon bij kinderen te zijn. Bij volwassenen is de werking van calcitonine minder belangrijk.
Calcitonine
Calcium komt nooit als molecuul in het bloed voor. Calcium komt altijd als ion in het bloed voor. Voor de eenvoud moet de lezer calcium in deze tekst als calciumion lezen. Calcitonine is een polypeptide wat door de polyfolliculaire cellen (of C-cellen) van de schildklier geproduceerd wordt. De belangrijkste functie van calcitonine is het verlagen van het calciumgehalte van het bloed. Calcitonine is een directe antagonist van het hormoon PTH wat de calciumconcentratie van het bloed doet laten stijgen. Het doelorgaan van calcitonine is:
- Het skelet waar het de werking van de botresorberende osteoclasten inhibeert.
- Ook stimuleert het de calciumopname en inbouw van calcium in het skelet.
Calcitonine heeft dus een botsparend effect. Een zeer hoge calciumconcentratie van het bloed (ongeveer 20% boven normaal) is een humorale stimulus voor het produceren van calcitonine. Een dalende calciumconcentratie van het bloed inhibeert de C-cel activiteit. Calcitonine reguleert de calciumconcentratie van het bloed zeer snel, maar op korte termijn. Calcitonine is zeer belangrijk tijdens de jeugd, wanneer het skelet snel groeit en de botten zeer snel in massa, grootte en vorm veranderen. Bij volwassenen is de werking gering.
Andere hormonen die een effect op het skelet hebben
Parathormoon oftewel PTH speelt ook een belangrijke rol in de calciumconcentratie van het bloed. Wanneer de calciumconcentratie te laag dreigt te worden, zorgt PTH ervoor dat de calciumconcentratie normaliseert. PTH heeft drie doelorganen:
- Het bot. In het bot stimuleert PTH de osteoclast activiteit. De osteoclast resorbeert bot, waardoor calcium in het bloed komt.
- De nieren. PTH stimuleert de nieren om meer calcium te reabsorberen.
- De dunne darm. Het effect van PTH op de dunne darm is indirect. PTH activeert Vitamine D. Vitamine D is nodig om calcium uit voedsel te absorberen.
Vitamine D wat wordt ingenomen, of gemaakt door de huid is inactief. Vitamine D moet eerst door de nieren tot 1,25-dihydroxycholecalciferol, oftewel calcitriol geconverteerd worden. PTH stimuleert deze reactie.
Bronnen:
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings