Het skelet voert een aantal belangrijke functies uit. Zo geeft het skelet bescherming en maakt beweging mogelijk. Ook is het skelet een opslagplaats van calcium en vet en maakt het bloed. Verder biedt het skelet bescherming aan kwetsbare organen, zoals bijvoorbeeld de hersenen binnen de schedel. De verschillende soorten beenderen kunnen ingedeeld worden in vier groepen. Tussen de verschillende beenderen bevinden zich gewrichten. Er zijn verschillende soorten gewrichten te onderscheiden. Het skelet bestaat uit de schedel, wervelkolom, schoudergordel, ribbenkast, bekken, armen en benen.
Overzicht en functies van het skelet
Het skelet heeft verschillende functies. Het skelet ondersteunt en beschermt organen (bijvoorbeeld longen en hart). Het skelet zorgt voor aanhechtingspunten van spieren, waardoor spieren beweging van het skelet kunnen veroorzaken. Ook produceren beenderen die rood beenmerg bevatten bloedcellen. Verder is het skelet een belangrijke opslagplaats van vet en calciumzouten. Calciumzouten maken het bot stevig en hard. De organische componenten (bindweefsel) maken het bot flexibel.
Aanvankelijk (bij de geboorte) bestaat het skelet voornamelijk uit hyalien kraakbeen. Op dit kraakbeen worden calciumzouten afgezet, waardoor het skelet harder, steviger en minder flexibel wordt. Beenderen groeien tot in de adolescentie. Groeischijven veroorzaken deze groei. Naast dat beenderen groeien hebben hormonen (parathormoon, calcitriol, oestrogeen) en mechanische belasting (beweging) effect op de vorm van beenderen. Zo worden botten vaak steviger door beweging.
Beenderen worden ingedeeld in vier groepen op basis van de vorm en de hoeveelheid compact en sponsachtig bot. De vier groepen beenderen zijn: lange beenderen (bijvoorbeeld femur; dijbeen), korte beenderen (bijvoorbeeldvingerkootjes), platte beenderen (bijvoorbeeld schouderblad) en onregelmatige beenderen (bijvoorbeeld wervel).
Lange beenderen bestaan uit een schacht en epifyse. De buitenzijde van de schacht bestaat uit compact bot. De binnenzijde van de schacht bestaat uit sponsachtig bot en geel beenmerg. De epifysen bestaat voornamelijk uit sponsachtig bot wat aan de buitenzijde is bedekt met kraakbeen.
Schedel, wervelkolom en ribbenkast
De schedel bestaat craniale en faciale (gezicht) beenderen. Bij de geboorte zijn de craniale beenderen in verhouding tot de faciale beenderen veel groter. Dit komt omdat het brein (hersenen) bij de geboorte al groot is. Tussen de craniale beenderen zitten bij de geboorte ook nog grote fontanellen. Ter hoogte van de fontanellen kunnen de craniale beenderen over elkaar schuiven. Dit vergemakkelijkt de geboorte. Ook laten de fontanellen nog verdere groei van de hersenen toe.
De wervelkolom bestaat uit 24 wervels (7 nekwervels, 12 borstwervels en 5 lage rug wervels) het heiligbeen en het staartbeentje. Tussen de wervels zitten tussenwervelschijven. De tussenwervelschijven maken beweging mogelijk.
Aan de borstwervels zitten ribben vast. Zeven paren ribben zitten aan de voorzijde vast aan het borstbeen. Vijf paren zitten niet (direct) aan het borstbeen vast.
Extremiteiten (armen en benen)
De beenderen van de armen zitten middels het schouderblad en sleutelbeen vast aan de ribbenkast. De armen bestaan uit de bovenarm, onderarm en de hand. De bovenarm bestaat uit het opperarmbeen. De onderarm bestaat uit de ellepijp en het spaakbeen. De hand bestaat uit de handwortelbeentjes, de middenhandsbeentjes en de vingerkootjes.
De beenderen van de benen zitten middels het bekken en heiligbeen vast aan de wervelkolom. De benen bestaan uit het bovenbeen, onderbeen en voet. Het bovenbeen bestaat uit het dijbeen. Het onderbeen bestaat uit scheenbeen en kuitbeen. De voet bestaat voetwortelbeentjes, middenvoetbeentjes en de teenkootjes.
Gewrichten
De gewrichten van het skelet houden de beenderen bij elkaar. Ook maken gewrichten beweging van het skelet mogelijk.
Gewrichten kunnen op basis van hun structuur en op basis van hun functie worden ingedeeld. Op basis van structuur kennen we bindweefselachtige, kraakbeenachtige en synoviale (gewrichtssmeer) gewrichten. Bindweefselachtige gewrichten zijn bijvoorbeeld de gewrichten tussen de craniale beenderen. Kraakbeenachtige gewrichten zijn de gewrichten tussen ribben en borstbeen. Synoviale gewrichten zijn meestal de gewrichten die de meeste beweging toestaan. Een voorbeeld van een synoviaal gewricht is de knie.
Op basis van functie kennen we niet beweegbare (craniale gewrichten), licht beweegbare (ribben) en goed beweegbare (knie). De meeste gewrichten zijn synoviale gewrichten.
Synoviale gewrichten bestaan uit twee boteinden die bedekt zijn met kraakbeen, banden en kapsel die de beenderen bij elkaar houden en gewrichtssmeer. Gewrichtssmeer en kraakbeen zorgen ervoor dat beenderen met zo min mogelijk wrijving kunnen bewegen.
Bronnen:
GA Thibodeau, Patton KT 2007, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings