Weerstand; wat is een allergie?

Ons lichaam is afhankelijk van een goed werkend afweersysteem (immuunsysteem). Een goed werkend immuunsysteem beschermt het lichaam tegen ziekteverwekkers (pathogenen). Een goede immuunreactie is een ingenieus samenspel van de specifieke en niet-specifieke afweer. Soms functioneert het immuunsysteem overdreven en onjuist op niet schadelijke stoffen. We spreken dan van een allergie. Volgens het CBO is een allergie een in kwalitatieve zin veranderde gevoeligheid op basis van een immunologisch proces voor een stof die buiten het lichaam afkomstig is. Er worden vier typen (soorten) allergieën onderscheiden; allergietype I (IgE-antistof gemediëerde allergie), allergietype II (IgG-antistof gemediëerde allergie), allergietype III (immuuncomplexallergie) en allergietype IV (cellulaire allergie).

Allergietype I (IgE-antistof gemediëerde allergie)
Bijna alle stoffen bevatten antigenen. Antigenen zijn stoffen die het lichaam aanzetten tot het maken van antistoffen. Vaak is de productie van antistoffen als reactie op antigenen geheel op zijn plaats. Antigenen komen namelijk voor op het oppervlak van pathogenen (ziekteverwekker). Antigenen zorgen voor antistofproductie die de pathogeen onschadelijk maken. Sommige antigenen zijn echter ongevaarlijk, maar kunnen wel een overdreven reactie van het immuunsysteem uitlokken. Deze antigenen worden allergenen genoemd. antistoffen worden ook wel Immunoglobulinen Ig’s) genoemd.

Bij allergietype I worden met name Immunoglobulinen E (IgE) geproduceerd. Deze IgE’s binden zich aan mestcellen in de huid, slijmvliezen, luchtwegen en bloedvaten. Mestcellen produceren histamine. Histamine zorgt voor vaatverwijding, huidirritatie, productie van slijm en vernauwing van de ademhalingswegen. Zodra de IgE’s in contact komen met een bepaald allergeen wordt de mestcel geactiveerd om histamine te produceren en af te geven. Er kunnen de volgende symptomen optreden:

  • Jeukende, tranende ogen
  • Moeite met ademen
  • Niezen en een loopneus
  • Jeukende, rode huid met soms huiduitslag
  • Daling van de bloeddruk en hartslag

Wanneer de allergische reactie zeer sterk verloopt, kan de hartslag en bloeddruk zeer sterk dalen en kunnen de ademhalingswegen zeer sterk vernauwen. Dit is een levensbedreigende toestand die anafylactische shock wordt genoemd. Hooikoorts is een voorbeeld van een allergietype I.

Allergietype II (IgG-antistof gemediëerde allergie)
Bij het allergietype II (IgG-antistof gemediëerde allergie), of cytotoxische allergie worden er Immunoglobuline G (IgG’s) gevormd tegen antigenen die op cellen en weefsels voorkomen. Deze antigenen komen voor op lichaamsvreemde en lichaamseigen cellen en weefsels die het lichaam niet meer als lichaamseigen ziet. De IgG’s stimuleren de NK-cellen en neutrofiele granulocyten tot een afweerreactie.

Myathenia Gravis is een voorbeeld van allergietype II. Bij Myasthenia Gravis valt het afweersysteem de motorische eindplaat aan. Myasthenia Gravis wordt ook wel een auto-immuunziekte genoemd.

Een andere vorm van allergietype II treedt op wanneer rhesusnegatief bloed van een zwangere vrouw in contact komt met rhesuspositief bloed van een baby bij de geboorte. Er worden dan ook antistoffen gevormd. Bij een volgende zwangerschap van een rhesuspositieve foetus heeft de moeder ontzettend veel antistoffen gevormd. Zodra bij de geboorte bloed van moeder en kind in contact komen, worden deze antistoffen afgegeven aan de baby. Het bloed van de baby wordt aangevallen en dit kan leiden tot een ernstige hemolytische anemie.

Allergietype III (immuuncomplexallergie)
Bij een allergietype III worden de antigeen-antistofcomplexen niet snel genoeg opgeruimd door middel van fagocytose. De antigeen-antistofcomplexen trekken neutrofiele granulocyten aan en het activeert het complementsysteem. Er zijn twee vormen. Bij de Arthusreactie ontstaan de antigeen-antistofcomplexen in het weefsel en ontstaat er direct weefselschade. Bij de andere vorm worden de antigeen-antistofcomplexen in het bloed gevormd, maar slaan neer in de weefsels (vaak de nieren, bloedvaten en gewrichten), waar ze weefselschade veroorzaken.

Allergietype IV (cellulaire allergie)
Allergietype IV wordt vaak vertraagde allergie genoemd. Bij de vertraagde allergie spelen de T-lymfocyten een belangrijke rol en spelen niet de antistoffen een belangrijke rol in de allergische reactie. T-helpercellen herkennen afwijkende antigenen die door bepaalde structuren op macrofagen worden aangeboden. Deze structuren zijn de MHC-eiwitten (Major Histocompatibility Complex). De T-lymfocyten schakelen vervolgens de cellen uit met het afwijkende antigeen. Afwijkende antigenen kunnen voorkomen op lichaamseigen weefsel wat in contact is geweest met een vreemde stof. TBC, lepra en de ziekte van Crohn zijn voorbeelden van een ziekte die wordt veroorzaakt door een allergietype IV.

Bronnen:

JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings