De circulatie; foetale circulatie (bloedsomloop van de foetus)

De foetus krijgt via de navelstrengader bloed wat zuurstofrijk is, veel voedingsstoffen en antistoffen bevat. Via de navelstrengslagaders geeft de foetus koolstofdioxide en afvalstoffen af aan de moeder. De bloedsomloop van de foetus is op verschillende punten anders dan de normale bloedsomloop buiten de baarmoeder. In de foetale bloedsomloop zijn de longen nog ingeklapt, omdat deze ook nog geen functie hebben. Omdat de longen van de foetus nog zijn ingeklapt, zijn er ook aanpassingen op het niveau van het hart en de grote slagaders die het hart verlaten. Soms wordt het hartje en de belangrijke slagaders uit het hart niet goed aangelegd. Een bekende afwijking waarbij het hart en de belangrijke slagaders niet goed zijn aangelegd is de tetralogie van Fallot.

Bloedsomloop van de baby buiten de baarmoeder
De mens buiten de baarmoeder heeft een volledige dubbele bloedsomloop. Deze dubbele bloedsomloop bestaat uit een kleine en grote bloedsomloop. De kleine bloedsomloop begint in het rechter ventrikel (kamer) en eindigt in het linker atrium (boezem). De grote bloedsomloop begint in het linker ventrikel en eindigt in het rechter atrium. De kleine bloedsomloop zorgt voor het verzadigen van het bloed met zuurstof en afgeven van koolstofdioxide in de longen. De grote bloedsomloop vervoert het zuurstofrijke bloed richting de weefsels. De bloedsomloop van de foetus (intra-uterine leven) is aanzienlijk anders van de bloedsomloop van de baby en volwassene buiten de baarmoeder.

Bloedsomloop binnen de baarmoeder (intra-uterine leven)
De bloedsomloop van de foetus is aanzienlijk anders dan de bloedsomloop buiten de baarmoeder (uterus). De verschillende aspecten van het intra-uterine leven worden hieronder systematisch weergegeven. Achtereenvolgens worden de functie van de placenta, navelstreng, longen, hart en circulatie en bloed beschreven.

De foetus is afhankelijk van de placenta en navelstreng
De foetus is geheel afhankelijk van een goed functionerende placenta, oftewel moederkoek. De naam moederkoek is ietwat misleidend, omdat de moederkoek voor een groot gedeelte door het embryo wordt gemaakt.
In de placenta worden zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen tussen het bloed van de moeder en foetus uitgewisseld. De afvalstoffen en koolstofdioxide worden door de foetus aan de moeder afgegeven. En voedingsstoffen en zuurstof worden door de moeder aan de foetus afgegeven. Echter niet alleen voedingsstoffen en zuurstof worden door de moeder afgegeven, ook antistoffen worden door de moeder aan de foetus afgegeven. Deze uitwisseling verloopt via diffusie. Het bloed van moeder en foetus komen niet met elkaar in aanraking.

De placenta is middels de navelstreng (umbilicus) verbonden met de foetus. In de navelstreng lopen twee slagaders (a. umbilicalis) van de foetus naar de placenta. De navelstrengader (v. umbilicalis) loopt van placenta naar de foetus. Daarnaast produceert de placenta het hormoon progesteron. Progesteron is een hormoon wat de zwangerschap in stand houdt.

Verder kunnen schadelijke stoffen zoals stoffen in sigarettenrook en alcohol aan de foetus worden afgegeven. Deze schadelijke stoffen zijn extra schadelijk voor een foetus, omdat de foetus extra kwetsbaar is. Zo hebben baby’s die zijn blootgesteld aan sigarettenrook tijdens de zwangerschap een lager geboortegewicht en een grotere kans op het ontwikkelen van COPD. Wanneer een foetus wordt blootgesteld aan alcohol, omdat de moeder alcohol drinkt, heeft de baby een grotere kans om Foetaal Alcohol Syndroom (FAS), Alcohol-Related Neurodevelopmental Disorders (ARND), of Alcohol-Related Birth Defects (ARBD) te ontwikkelen.

Aanpassingen van de longen het intra-uterine leven
De longen van een foetus zijn nog niet volledig aangepast om zuurstof op te kunnen nemen en koolstofdioxide af te kunnen geven. Functionerende longen zijn ook nog niet nodig voor het intra-uterine leven. Daarom zijn de longen nog ingeklapt. De foetus krijgt immers van de moeder, via de placenta en navelstrengader zuurstof, voedingsstoffen en antistoffen en geeft koolstofdioxide en afvalstoffen af aan de navelstrengslagader en vervolgens placenta en moeder. Doordat de longen van de foetus zijn ingeklapt, zijn ook de bloedvaten die door de longen lopen ingeklapt. Omdat de bloedvaten van de longen zijn ingeklapt is het niet nodig, maar ook erg moeilijk om bloed door de foetale longen te pompen. Onder andere om deze reden zijn er aanpassingen nodig in de foetale circulatie.

Aanpassingen van het hart en circulatie voor het intra-uterine leven
De foetus krijgt van de moeder via de placenta en navelstrengader voedingsstoffen en zuurstofrijk bloed. Er zijn echter een aantal aanpassingen van de circulatie en hart nodig voor het intra-uteriene leven. Hieronder wordt stapsgewijs uitgelegd hoe het bloed vanuit de placenta door de foetus wordt vervoerd en welke aanpassingen er in de circulatie zijn.

  1. Bloed rijk aan zuurstof en voedingsstoffen wordt door de navelstrengader vervoerd
  2. Via de ductus venosus (een verbinding tussen navelstrengader en onderste holle ader) komt het bloed de onderste holle ader (vena cava inferior) binnen
  3. De onderste holle ader vervoert het bloed naar het rechter atrium
  4. Via een verbinding tussen rechter en linker atrium wordt een deel van het bloed van de linker naar rechter atrium vervoerd. Deze verbinding heet het foramen ovale (eivormig gat)
  5. Daarnaast komt een deel van het bloed vanuit het rechter atrium in het rechter ventrikel
  6. Het rechter ventrikel pompt het bloed in de longslagader (a. pulmonalis). Normaliter stroomt het bloed vanuit de longslagader naar de longen. Bij de foetus bestaat er echter een verbinding tussen longslagader en aorta (ductus arteriosus Botalli), waardoor het bloed vanuit de longslagader naar de aorta stroomt.
  7. Vanuit de het linker atrium wordt het bloed naar het linker ventrikel vervoerd.
  8. Het linker ventrikel pompt het bloed in de aorta.
  9. De aorta vervoerd het bloed naar de rest van het lichaam van de foetus
  10. Het geproduceerde koolstofdioxide en afvalstoffen worden verzameld in de bekkenslagaders
  11. De bekkenslagaders vervoeren het bloed richting navelstrengslagaders
  12. Navelstrengslagaders vervoeren het bloed richting de placenta

Aanpassingen van het bloed voor het intra-uterine leven
Naast aanpassingen van het hart en circulatie is ook het bloed en dan met name de rode bloedcellen van de foetus aangepast aan het intra-uterine leven. Rode bloedcellen bevatten hemoglobine. Hemoglobine is een belangrijke component voor het vervoeren van zuurstof. Het hemoglobine van de foetus (HbF) heeft een iets andere structuur dan het volwassen hemoglobine (HbA). Door deze andere structuur kan het HbF sterker zuurstof aan zich binden, dan HbA. Door deze eigenschap pakt HbF zuurstof van HbA af. Het foetale bloed pakt dus in feite zuurstof van de moeder af in de placenta.

Bloedsomloop van de baby vlak na de geboorte (partus)
Vlak na de geboorte moet het hart en de circulatie van de baby zich aanpassen aan het leven buiten de baarmoeder. Deze aanpassingen worden hieronder stapsgewijs uitgelegd:

  • Direct na de geboorte klappen de longen zich na de eerste diepe ademhaling van de baby (vaak door te huilen) volledig uit.
  • Door het uitklappen van de longen openen ook de bloedvaten in de longen zich
  • Door het openen van de bloedvaten van de longen daalt de druk in deze bloedvaten
  • Door de veranderde druk valt het foramen ovale klapt dicht
  • Ook gaat de ductus arteriosus Botalli dicht
  • Door deze veranderingen pompt het atrium al het bloed in het rechter ventrikel
  • Het rechter ventrikel pompt al het bloed in de longslagader en de longslagader vervoert al het bloed richting de longen
  • Vanuit de longen stroomt het bloed richting het linker ventrikel
  • Tenslotte zwelt de gelei van Wharton in de navelstreng op. Hierdoor worden navelstrengbloedvaten dichtgedrukt. Hierdoor kan er geen bloed maar van en naar de placenta stromen

Tetralogie van Fallot; afwijkingen van de bloedsomloop bij de foetus
Helaas worden het hartje en de bloedsomloop van de foetus niet altijd goed aangelegd. Een bekende afwijking is de tetralogie van Fallot. De tetralogie van Fallot wordt gekenmerkt door vier afwijkingen:

  1. Een gat tussen de twee ventrikels. Dit wordt een ventrikelseptumdefect (VSD) genoemd
  2. De aorta loopt over het VSD
  3. Een vernauwing van de pulmonalisklep
  4. Hypertrofie van het rechter ventrikel

Bij baby’s en kinderen die lijden aan de tetralogie van Fallot is het bloed minder zuurstofrijk. Enerzijds komt dat omdat door de vernauwing van de pulmonalisklep niet goed bloed in de longslagader gepompt kan worden. Hierdoor stroomt het bloed van het rechter naar het linker ventrikel. In sommige gevallen vindt er minder menging plaats omdat de vernauwing van de pulmonalisklep minder ernstig is. Wanneer de vernauwing ernstig is, zien kinderen er blauw uit (blauwe Fallot). Bij een minder ernstige vernauwing, zien kinderen er meestal roze uit (roze Fallot). Roze Fallots kunnen echter wel aanvallen krijgen, waardoor het bloed minder zuurstof gaat bevatten (cyanotische aanvallen).

Bronnen:

nl.wikipedia.org
JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings