In eerdere delen van de gratis Wetenschapsalmanak hebben we besproken hoe je wetenschappelijke studies kunt vinden, beoordelen en interpreteren. We hebben het gehad over de piramide van bewijs, het belang van controle- en experimentele groepen en waarom correlatie niet gelijkstaat aan causaliteit. Ook hebben we besproken hoe je met de Bradford Hill-criteria met epidemiologische studies toch causaliteit kunt onderzoeken. In dit deel gaan we in op een cruciaal, maar vaak over het hoofd gezien aspect van onderzoek: de steekproefgrootte. En we houden het praktisch met een voorbeeld dat voor iedere krachtsporter, personal trainer, fitnesstrainer, (sport)diëtist en (sport)fysiotherapeut relevant is: hoeveel eiwit is nodig voor optimale spiermassa-opbouw? We beginnen met de vraag waarom zoveel studies een kleine steekproefgrootte (in het Engels sample size genoemd) hebben
Waarom hebben veel studies kleine steekproeven?
Onderzoek in de sport- en voedingswetenschap heeft vaak te maken met kleine steekproeven. Dat is logisch: onderzoek doen is namelijk tijdrovend, arbeidsintensief en duur. Om veel proefpersonen door een volledig trainings- en voedingsprotocol te loodsen is er veel tijd en menskracht nodig. Bovendien zijn proefpersonen niet altijd makkelijk te vinden. En wanneer je proefpersonen gerekruteerd hebt, is het zaak dat ze met volledige commitment je trainings- en voedingsprotocol voltooien. Als je een studie wilt uitvoeren met goed getrainde krachtsporters, moet je niet alleen mensen vinden die aan die criteria voldoen, maar ze ook nog overtuigen om weken of maanden lang precies te doen wat jij als onderzoeker vraagt. Dit is een uitdaging waar onderzoekers in de praktijk vaak tegenaan lopen.
De gevolgen van kleine steekproeven
Hoewel kleine steekproeven begrijpelijk zijn, brengen ze ook nadelen met zich mee. Eén daarvan is een lage statistische kracht. Dit betekent dat er een grotere kans is dat een studie een echt effect niet detecteert (type II-fout, oftewel een false positive) of juist een effect vindt dat eigenlijk berust op toeval (type I-fout, oftewel een false negative). In studies naar de effecten van eiwitinname in combinatie met krachttraining kan dit betekenen dat een bepaalde hoeveelheid eiwit een groot effect lijkt te hebben in een kleine groep, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. Of andersom: dat een studie geen verschil vindt, terwijl een grotere steekproef dit mogelijk wel had aangetoond.
Hoe representatief is een kleine groep?
Naarmate een steekproef groter wordt, wordt deze steeds representatiever voor de bredere populatie. Als een kleine groep krachtsporters meedoet aan een onderzoek, kunnen de resultaten sterk worden beïnvloed door individuele variatie. Misschien zat er toevallig een deelnemer bij die genetisch gezien uitzonderlijk goed reageert op krachttraining en eiwitinname, waardoor het gemiddelde effect in de studie te hoog uitvalt. Of andersom: misschien hadden enkele proefpersonen net een stressvolle periode en slecht geslapen waardoor hun resultaten slechter waren dan onder normale omstandigheden. Bij een grotere steekproef heffen deze individuele verschillen elkaar beter op, waardoor de gevonden resultaten betrouwbaarder worden.
Herhaling en meta-analyses
Een manier om het probleem van kleine steekproeven op te lossen, is het herhalen van studies. Als meerdere kleine studies dezelfde kant op wijzen, krijgen we meer vertrouwen in de bevindingen. Dit is waar meta-analyses om de hoek komen kijken: ze combineren de resultaten van meerdere studies om een beter beeld te krijgen van het gemiddelde effect. Stel dat verschillende kleine studies suggereren dat 1,6 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht per dag optimaal is voor spiergroei. Als een meta-analyse dit bevestigt, kunnen we met meer zekerheid zeggen dat dit een goed richtpunt is voor sporters én professionals die voedings- en trainingsadviezen geven.
Wat betekent dit voor jou?
Wat kun je hier als sporter, trainer of gezondheidsprofessional mee? Ten eerste: wees kritisch op studies met kleine steekproeven en bekijk goed wat voor type proefpersonen zijn geïncludeerd (mannen, vrouwen, oud, jong, getraind, of ongetraind). Een opvallend resultaat betekent niet altijd dat het in de praktijk breed toepasbaar is. Ten tweede: kijk of er meerdere studies zijn die hetzelfde aantonen, of dat er meta-analyses beschikbaar zijn. Ten slotte: gebruik wetenschap als richtlijn, maar experimenteer binnen redelijke grenzen ook zelf. Misschien voelt een cliënt zich beter met iets meer of minder eiwit dan de ‘gemiddelde’ aanbeveling. Uiteindelijk is wetenschap een hulpmiddel dat richting geeft aan je handelen in de praktijk.
Wil je fit worden zonder fratsen. Bestel dan Fit zonder fratsen hier. Of klik op het boek hieronder: