Inspanningsfysiologie; lactaatdrempel en anaerobe drempel

Bij zeer intensief sporten en bewegen levert de afbraak van glycogeen en glucose zonder zuurstof (glycolyse) veel energie om adenosinetrifosfaat (ATP) uit adenosinedifosfaat (ADP) en fosfaat (P) te vormen. Tijdens de glycolyse ontstaan echter waterstofionen die de glycolyse remmen. Het punt waarbij er meer lactaat in het bloed is, dan tijdens rust, wordt de lactaatdrempel genoemd. Bij de lactaatdrempel is echter de vorming van lactaat kleiner dan de klaring van lactaat en er treedt dus nog geen verzuring op. Deze verzuring treedt wel op bij het overschrijden van de anaerobe drempel (In het Engels OBLA). Goed getrainde duursporters bereiken hun OBLA pas bij een inspanningsintensiteit van 80-85% van de VO2max. Sporters die regelmatig zeer intensief trainen hebben een beter ontwikkelde glycolyse en kunnen hier tijdens inspanning beter gebruik van maken.

Maximale inspanning en verzuring
Bij sporten en bewegen op een intensiteit waarbij niet snel genoeg adenosinetrifosfaat (ATP) uit adenosinedifosfaat (ADP) en fosfaat (P) gevormd kan worden door koolhydraten en vetten te verbranden, wordt glycogeen zonder zuurstof afgebroken (glycolyse).  Bij de afbraak van glycogeen zonder zuurstof ontstaat namelijk melkzuur en uiteindelijk lactaat en waterstofionen. Het gevormde lactaat kan verbrand worden door de spieren, of andere cellen, of door de lever in de Cori-cyclus omgezet worden in glucose. Wanneer de vorming van lactaat groter is dan de klaring van lactaat, gaat lactaat zich ophopen.
Bij sporten en bewegen op een zeer hoge intensiteit wordt de meest ATP gevormd in de glycolyse. De glycolyse kan ongeveer een tot drie minuten energie voor de vorming van ATP leveren. Er ontstaan dan tijdens de glycolyse zoveel waterstofionen die de glycolyse remmen om ATP te vormen. Bij verlaging van de intensiteit van sporten en bewegen heeft het lichaam de kans om het lactaat weg te werken.

Lactaatdrempel en anaerobe drempel
De vorming van lactaat is lang niet bij alle inspanningsintensiteiten groter dan de klaring van lactaat. Bij sporten en bewegen van een lage tot matige intensiteit wordt het lactaat sneller weggewerkt, dan gevormd. Bij inspanning van lage tot matige intensiteit vindt er dus geen ophoping van lactaat en dus verzuring plaats.
Wanneer de vorming van lactaat groter is dan de klaring van lactaat, wordt de anaerobe drempel bereikt. In de Engelse literatuur wordt dit de punt de Onset Blood Lactate Accumulation (OBLA) genoemd. De OBLA vindt plaats bij een lactaatspiegel in het bloed van meer dan 4 mmol/L. Het punt waarbij de lactaatspiegel ongeveer 2,5 mmol/L in het bloed is (in rust is de lacaatdrempel hooguit 1 mmol/L) wordt de lactaatdrempel genoemd. Bij de lactaatdrempel is de klaring van lactaat echter groter dan de vorming van lactaat en er treedt nog geen verzuring op.
Bij ongetrainde mensen vindt ophoping van lactaat en dus verzuring plaats (OBLA) vanaf een inspanningsintensiteit van ongeveer 50% van het maximale aerobe vermogen (VO2max). Bij goede aeroob getrainde sporters kan de ophoping van lactaat en verzuring pas plaats vinden bij 80-85% van het aeroob vermogen (VO2max). Dit is een belangrijke trainingsaanpassing aan het intensief beoefenen van duursporten (hardlopen, wielrennen). Niet alleen neemt de VO2max toe door het beoefenen van duursporten, maar ook het inspanningsintensiteit waarop verzuring optreedt, neemt toe. Ook genetische aanleg speelt hierbij een rol.

Groter anaeroob vermogen
Bij sporten waarbij de prestatie niet langer dan drie minuten duurt, of bij sporten waarbij herhaald een tot drie minuten maximaal ingespannen moet worden, speelt de glycolyse een prestatiebepalende invloed. Voorbeelden van sporten waarbij de glycolyse een zeer belangrijke rol speelt, zijn: 1500 meter schaatsen, 400-800 meter hardlopen. De trainingen van deze sporters zullen er op gericht zijn om de glycolyse te verbeteren. Factoren die de glycolyse verbeteren zijn:

  • Een goedgevulde glycogeenvoorraad. Glycogeen wordt in de lever en spieren opgeslagen. Het glycogeen in de spieren kan zeer snel worden afgebroken in de glycolyse en levert per afgesplitst glucosemolecuul 3 ATP in plaats van 2 ATP voor glucose wat nog de spier in getransporteerd moet worden. Wanneer spierglycogeen het startpunt van de glycolyse is, krijgt de spier 50% meer ATP. Door regelmatig intensief te trainen neemt de opslagcapaciteit van spierglycogeen toe
  • Motivatie. Sporters die zeer gemotiveerd zijn, kunnen langer energie leveren met behulp van de glycolyse. Ook zijn sporters die al vaak diep zijn gegaan, gewend aan de pijn die optreedt bij diepgaan
  • Enzymen van glycolyse. Door regelmatig te trainen, neemt het aantal enzymen van glycolyse toe. Hierdoor kan de glycolyse sneller plaatsvinden en dus sneller ATP leveren

Bronnen:

William D. McArdle, Victor L. Katch, & Frank I. Katch (2014) Exercise Physiology, Nutrition, Energy, and Human Performance, LWW Philadelphia