Bewegen bij COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease). Waarom is bewegen bij COPD goed?

COPD is een ziekte die vaak veroorzaakt wordt door roken. Roken veroorzaakt chronische bronchitis en/of longemfyseem. Chronische bronchitis wordt gekenmerkt door mucus hypersecretie (afscheiding van zeer veel slijm in de luchtwegen) en chronische hoest. Bij longemfyseem worden de alveoli vernietigd, waardoor het oppervlak voor gaswisseling wordt verkleind. Taaislijmziekte (Cystic Fibrosis; CF) wordt ook tot COPD gerekend. CF is een erfelijke aandoening van de exocriene slijmproducerende klieren van longen en spijsverteringssyteem. Hoewel COPD niet te genezen is, heeft bewegen vele gunstige effecten op het beloop van de ziekte en de kwaliteit van leven. Voordat de COPD’er getraind kan worden is het raadzaam om de belastbaarheid en houding van de COPD’er in kaart te brengen. Training bij COPD hoort zich te richten op verbeteren van kracht, uithoudingsvermogen en lenigheid.

Symptomen van COPD

COPD kan leiden tot de onderstaande symptomen:

  • Dyspnoe
  • Hoesten (chronische hoest)
  • Kortademigheid

Door deze symptomen en klachten gaat de COPD’er minder bewegen. Hierdoor treedt deconditionering. Door de deconditionering wordt de COPD’er nog kortademiger tijdens inspanning. Op deze manier ontstaat een vicieuze cirkel.

Door deze deconditionering veroorzaakt COPD ook een afname van de doorbloeding van de type 1 spiervezels (de aerobe vezels, SLOW-twitch spiervezels), neemt de capaciteit van het hart af (slagvolume wordt kleiner) en treedt er verlies van spiermassa op. Verlies van spiermassa bij COPD heeft een zeer sterke relatie met mortaliteit (sterfte), afname van de kwaliteit van leven en daling van de zelfstandigheid.

Fysiologische effecten van bewegen bij COPD

Bewegen is voor bijna iedereen goed, zo ook bij mensen die lijden aan COPD. Het streven van de COPD’er is om minimaal 5 dagen per week 30 minuten matig intensief te bewegen. Matig intensief bewegen is bijvoorbeeld met 4 km/u wandelen, of fietsen (zonder electrische ondersteuning) met 16 km/u. Door te bewegen treden de volgende positieve fysiologische effecten op:

  • Spierfunctie wordt beter. Zowel spierkracht als spieruithoudingsvermogen nemen toe. Hierdoor raakt de spier minder snel vermoeid
  • Inspanningscapaciteit neemt toe
  • Aerobe uithoudingsvermogen neemt toe. Door een toename van het aerobe uithoudingsvermogen raakt de COPD’er minder vermoeid voor eenzelfde soort inspanning. Ook hoeft de COPD’er minder vaak te ademen voor eenzelfde inspanning.
  • Minder kortademig en een verbetering van de NNT (Number Needed to treat) met 3

Welke COPD’ers komen in aanmerking voor een beweegprogramma?

De ernst van COPD kan onderverdeeld worden in een FEV1 score en de MRC (Medical Research Council Dyspnea scale). Op basis van deze indeling wordt bepaald of een COPD’er in aanmerking komt voor een beweegprogramma, of zelfs een multiddisciplinaire revalidatie:

  • COPD’ers met een FEV1 gelijk of>50% en MRC<2 (MRC is Medical Research Council Dyspnea scale) hebben geen fysiotherapie nodig, wel advies meer te bewegen, aangepaste sportactiviteit te ondernemen en in te stromen in het reguliere sportaanbod
  • COPD’ers met een FEVC1 gelijk of>50% en MRC gelijk of>2 horen deel te nemen aan een maximale inspanningsproef. Wanneer de Wmax meer dan 70% van de verwachte waarde en de VO2max meer dan 80% van de voorspelde waarde is, is het advies meer te bewegen en een intake voor een beweegprogramma om daar vervolgens aan deel te nemen. Na een beweegprogramma hoort de patiënt deel te nemen aan aangepaste sportactiviteiten.
  • COPD’ers met een FEVC1 gelijk of>50% en MRC gelijk of>2 horen deel te nemen aan een maximale inspanningsproef. Wanneer de Wmax minder dan 70% van de verwachte waarde en de VO2max minder dan 80% van de voorspelde waarde is, hoort een multidisciplinaire evaluatie van de COPD’er plaats te vinden. Vervolgens hoort er een multidisciplinaire revalidatie plaats te vinden, waarbij een beweegprogramma een belangrijke rol inneemt. Na een beweegprogramma hoort de patiënt deel te nemen aan aangepaste sportactiviteiten.
  • Bij COPD’ers met een FEVC1 gelijk of<50% en MRC gelijk of>2 hoort een multidisciplinaire evaluatie van de COPD’er plaats te vinden. Vervolgens hoort er een multidisciplinaire revalidatie plaats te vinden, waarbij een beweegprogramma een belangrijke rol inneemt. Na een beweegprogramma hoort de patiënt deel te nemen aan aangepaste sportactiviteiten.

(Inspannings)testen bij COPD

Het is belangrijk om de inspanningscapaciteit en belastbaarheid van COPD’ers te testen. Daarnaast kan bepaald worden wat de houding is van de COPD’er ten opzichte van beweging. Onderstaande testen kunnen gebruikt worden om te bepalen wat de houding is van de COPD’er ten opzichte van bewegen en wat de belastbaarheid is van de COPD’er:

  • Afname van de NNGB-test en PAR-Q-test
  • Maximale ergometrietest (STEEP-ramptest)
  • 6 MinutenWandelTest
  • Spierkrachtmeting
  • bewegingservaringstest.
  • Spirometrie
  • MRC-schaal

Training bij COPD

Een beweegprogramma bij COPD moet zich richten op aeroob en spieruithoudingsvermogen, spierkracht en lenigheid. De duur van het trainingsprogramma behoort 6 weken te zijn, waarbij de COPD’er minimaal 3 keer per week moet trainen. Training van het aeroob uithoudingsvermogen moet op een intensiteit tussen de 50-85% VO2max te liggen. Trainen van kracht moet op 70% van de 1RM te liggen. Krachttraining bij COPD’ers moet voldoen aan onderstaande aandachtspunten:

  • Train de grote spiergroepen (bovenlichaam en onderlichaam)
  • Train het linker been en rechter been en de linker arm en rechter arm afwisselend om kortademigheid te voorkomen
  • Train op een matige tot trage snelheid
  • Zet de adem niet vast (Valsalva-manoeuvre)
  • Train minimaal twee keer per week
  • Start met een trainingsbelasting tussen de 50-60% van de 1RM en bij oudere en kwetsbare COPD’ers met een trainingsbelasting van 40% van de 1RM.

Voor zowel kracht- als duurtraining geldt dat training van een relatief hoge intensiteit grotere fysiologische trainingseffecten geeft, dan een training van een lage intensiteit. Echter, zowel trainingen van een lage, als hoge intensiteit verhogen beide de kwaliteit van leven en functie.

Bronnen:

KNGF-standaard beweeginterventie chronische obstructieve longziekten (COPD)