Om een spiercontractie mogelijk te kunnen maken moet de neurotransmitter acetylcholine (ACh) hechten aan receptoren van de celmembraan van de spiercel (sarcolemma). Wanneer er voldoende ACh hecht aan de receptoren van het sarcolemma, zorgt dit voor een instroom van natriumionen van buiten de cel in de cel. Hierdoor wordt het elektrisch potentiaal van de spiercel positiever (depolarisatie). Wanneer het potentiaal boven een bepaalde grens uitkomt, heeft dit een spiercontractie tot gevolg. Het actiepotentiaal is dan een feit en de spier zal samentrekken. Of het actiepotentiaal nu een klein beetje boven de kritische grens uitkomt, of heel erg veel de spier zal met eenzelfde contractiekracht reageren. Dit wordt het alles-of-niets-principe genoemd. Sommige stoffen, of omstandigheden zorgen ervoor dat de spier makkelijker, of moeilijker samentrekt, omdat de rustpotentiaal van de spiercel hoger, of juist lager is.
Spiercontractie is het gevolg van een zenuwimpuls
Skeletspieren worden bewust aangestuurd
De skeletspieren, oftewel dwarsgestreepte spieren krijgen van het somatische zenuwstelsel instructies om samen te trekken (contraheren). Het somatische zenuwstelsel is het bewuste deel van het zenuwstelsel. Wij kunnen dus bewust onze spieren samen trekken.
Motoneuronen sturen de skeletspieren aan
De zenuwcellen die voor de aansturing van spieren zorgen, ontvangen input uit sensorische neuronen van het ruggenmerg, interneuronen (schakelneuronen) en hogere hersencentra van de grote hersenen in de schedel (motorische schors).
De zenuwcellen die voor de aansturing van spieren zorgen worden motorische zenuwcellen, of motoneuronen genoemd. Deze motoneuronen zitten in het voorste deel van het ruggenmerg (voorhoorn) en hebben een lange uitloper (axon) richting de spier. Over het axon wordt de instructie om de spier te laten samentrekken (impuls) vervoerd in de vorm van een elektrisch signaal. Op het uiteinde van het axon (terminale axon) zorgt het elektrisch signaal voor het vrijkomen van de neurotransmitter acetylcholine (ACh). ACh bindt aan receptoren van de spiercelmembraan (sarcolemma).
Er ontstaat een actiepotentiaal wanneer genoeg ACh bindt aan de receptoren
Het sarcolemma heeft een elektrisch potentiaal dat rustpotentiaal wordt genoemd. Wanneer er genoeg ACh bindt aan de receptoren zorgt dat voor instroom van natriumionen in de spier. Hierdoor wordt het potentiaal van de spiercel positiever. Wanneer het potentiaal boven een bepaalde grens uitkomt, heeft dit een spiercontractie tot gevolg. Het actiepotentiaal is dan een feit en de spier zal samentrekken. Of het actiepotentiaal nu een klein beetje boven de kritische grens uitkomt, of heel erg veel de spier zal met eenzelfde contractiekracht reageren. Dit wordt het alles-of-niets-principe genoemd.
Excitatoir Post Synaptisch Potentiaal (EPSP)
Sommige stoffen, of omstandigheden zorgen ervoor dat de spier makkelijker samentrekt omdat de rustpotentiaal van de spiercel hoger is er is dan sprake van een Excitatoir Post Synaptisch Potentiaal (EPSP). Er stromen dan al wat natriumionen in de spier die de rustpotentiaal verhogen.
Zo kan heel erg veel zin hebben in sporten ervoor zorgen dat de spieren al in EPSP-stand komen. Ook adrenaline en noradrenaline zorgen ervoor dat spieren in een EPSP-stand komen.
Inhibitoir Post Synaptisch Potentiaal (IPSP)
Sommige stoffen, of omstandigheden zorgen ervoor dat de spier moeilijker omdat de rustpotentiaal van de spiercel lager is er is dan sprake van een Inhibitoir Post Synaptisch Potentiaal (IPSP). Er stromen dan natriumionen uit de spier die de rustpotentiaal verlagen.
Een IPSP kan de spier beschermen tegen spierschade. Ook kan IPSP ervoor zorgen dat de spier gecontroleerder samentrekt.
In het begin van een krachttrainingsprogramma is er sprake van veel IPSP. IPSP beschermen de spieren tegen overbelasting. In de eerste weken van een krachttrainingsprogramma worden mensen sterker, zonder dat zij dikkere spieren krijgen. Dit sterker worden, komt onder andere door het verdwijnen van IPSP en het toenemen van EPSP.
Bronnen:
William D. McArdle, Victor L. Katch, & Frank I. Katch (2014) Exercise Physiology, Nutrition, Energy, and Human Performance, LWW Philadelphia