Rubella (rode hond)
Zoals hierboven al genoemd, wordt rubella in het Nederlands rode hond genoemd. Onder deze term staat het ook bij de meeste mensen bekend. Rode hond wordt veroorzaakt door een virus. Je voelt het meestal van te voren niet aankomen wanneer je de ziekte krijgt. De tijd tussen het besmet raken met het virus en het daadwerkelijk ziek worden is vrij lang namelijk twee tot drie weken.
Klachten rode hond
Bij de ziekte wordt een exantheem gezien, wat inhoudt dat er sprake is van een rode verkleuring van de huid. De rode vlekjes kunnen het hele lichaam bedekken. In het gezicht vloeien de kleinere vlekjes meestal snel samen tot een grote rode vlek. Zodra het exantheem optreedt, is men besmettelijk. Deze besmettelijk kan dan tot een week duren. Naast het exantheem worden er vaak ook vergrote lymfeklieren in de hals gevonden.
Het voorkomen van rubella tegenwoordig
Tegenwoordig wordt de ziekte rubella niet veel meer gezien. Dit komt omdat er vanaf eind 1980 gevaccineerd wordt tegen rubella met een verzwakt levend vaccin. In principe worden alle kinderen ingeënt tegen rubella. Dit gebeurt aan het eind van het tweede jaar samen met de vaccinaties tegen de bof en de mazzelen, het BMR-vaccin. Ouders zijn niet verplicht hun kinderen te laten vaccineren. Dit is de voornaamste reden waarom er af en toe nog kleine epidemieën voorkomen van rubella. Vooral jonge kinderen kregen vaak rubella.
Het beloop van de ziekte
Wanneer iemand rubella heeft, is deze persoon nauwelijks ziek. Vaak is het dan ook zo dat iemand niet naar de huisarts gaat met de ziekte. Wanneer men eenmaal rubella heeft gehad, is er voor de rest van het leven een immuniteit voor de ziekte. Er kunnen bij rubella wel enkele complicaties optreden. Een voorbeeld daarvan zijn artralgiën (gewrichtspijn). Dit komt met name voor bij adolescenten of jongvolwassen met deze ziekte. Zeer zeldzame complicaties zijn encefalitis en trombocytopenische purpera.
De ziekte heeft geen behandeling nodig, het is een self-limiting disease. Dit wil zeggen dat de ziekte vanzelf over gaat.
Rubella en zwangerschap
Wanneer men zwanger is en rubella krijgt, is de ziekte minder onschuldig. Tijdens de zwangerschap is er een grote kans dat het ongeboren kindje het congenitale rubellasyndroom krijgen. De kans is het grootste in het begin van de zwangerschap. In de eerste maand van de zwangerschap is de kans op het congenitale rubellasyndroom ongeveer 80%. Dit risico neemt af tot 10% in de vierde maand van de zwangerschap.
Kinderen die het congenitale rubellasyndroom oplopen tijdens de zwangerschap, kunnen allerlei afwijkingen hebben die vaak vrij ernstig zijn. Enkele van deze afwijkingen zijn; hartaandoeningen, cataract (staar), doofheid, retardatie (verstandelijk gehandicapt) en microcefalie (“kleine hersenen”). Daarnaast is het ook nog zo dat kinderen die geboren worden met het congenitale rubellasyndroom lang besmettelijk zijn voor anderen.
Doordat tegenwoordig bijna iedereen gevaccineerd wordt tegen rubella en daarmee bijna iedereen beschermd is tegen de ziekte, is het niet meer nodig zwangere vrouwen te screenen op rubella. Dit is wel anders bij vrouwen die waarschijnlijk niet gevaccineerd zijn zoals vrouwen die principiële bezwaren hebben tegen vaccinatie en allochtonen vrouwen. Deze vrouwen worden wel gescreend op rubella. Wanneer er geen antistoffen tegen rubella worden gevonden, wil dit zeggen dat de vrouw geen rubella heeft gehad. Dit is een probleem wanneer de vrouw vlak voor of tijdens de eerste 16 weken van de zwangerschap in aanraking is geweest met het rubella omdat actieve immunisatie op dat moment niet meer mogelijk is.
Bronnen:
EH van de Lisdonk, van den Bosch, WJHM, Lagro-Janssen, ALM, Ziekten in de huisartspraktijk (2003), Elsevier gezondheidszorg, Maarssen
Parveen Kumar, Michael Clark, Clinical Medicine (2002), W.B. Saunders, Philadelphia