Parathyreoïd hormoon (parathormoon, PTH)

De vier bijschildklieren (Parathyreoïd) zijn ongeveer even groot als een flinke erwt en liggen in de schildklier als vier clusters van cellen. De vier bijschildklieren liggen aan de achterzijde aan weerszijden van de schildklier. De bijschildklier produceert parathyreoïd hormoon, ook wel parathormoon, of PTH genoemd. PTH stimuleert de nieren, de darmen en de beenderen om de calciumspiegel van het bloed te verhogen, wanneer deze te laag dreigt te worden. Daarnaast activeert PTH vitamine D in de nieren. De antagonist van PTH is calcitonine. Calcitonine wordt geproduceerd door de schildklier. Een te snel, of te traag werkende bijschildklier wordt hyperthyreoïdie en hypothyreoïdie genoemd.

Bouw van de bijschildklier (Parathyreoïd)
De schildklier is een hormoonproducerende klier die als een schild om de luchtpijp (trachea) en slokdarm (oesofagus) ligt. Aan de achterzijde van de schildklier, dus waar de schildklier om de slokdarm heen krult liggen de bijschildklieren. De in totaal vier bijschildklieren liggen als eilandjes in de schildklier aan beide zijden van schildklier.

PTH, calcitonine en actief vitamine D3 handhaven een stabiele bloedcalciumspiegel
Het is voor het lichaam van levensbelang dat de calciumspiegel van het bloed binnen nauwe grenzen blijft. Calcium is namelijk nodig voor vele cellen van het lichaam om goed te kunnen functioneren. Zo is calcium nodig om spieren goed te kunnen laten samentrekken. Ook de hartspier kan alleen functioneren als er calcium beschikbaar is. Als echter de calciumspiegel te hoog wordt, dan blijven de spieren en dus ook de hartspier samengetrokken. Het hart kan alleen pompen als het afwisselend samentrekt en ontspant. Om deze reden mag de calciumspiegel van her bloed niet te laag, maar ook niet te hoog worden.

De hormonen PTH, calcitonine en actief vitamine D3 reguleren de calciumspiegel van het bloed. De hormonen PTH, calcitonine en actief vitamine D3 oefenen invloed uit op die organen die de calciumspiegel kunnen verhogen, danwel verlagen. Deze organen zijn de nieren, de darmen en osteoclasten en osteoblasten van de beenderen. Hoe deze organen invloed uitoefenen op de calciumspiegel van het bloed is als volgt:

  • De nieren kunnen meer, of minder calcium terugresorberen uit de voorurine. Door meer calcium terug te resorberen uit de voorurine stijgt de calciumspiegel van het bloed. Door minder calcium terug te resorberen uit de voorurine daalt de calciumspiegel van het bloed.
  • De darmen kunnen meer, of minder calcium absorberen uit de voeding. Door meer calcium terug absorberen uit de voeding stijgt de calciumspiegel van het bloed. Door minder calcium terug absorberen uit de voeding daalt de calciumspiegel van het bloed.
  • De osteoclasten kunnen botweefsel afbreken en daarmee calcium vrijmaken uit het botweefsel en afgeven aan het bloed, waardoor de calciumspiegel stijgt.
  • De osteoblasten kunnen botweefsel opbouwen en daarmee calcium opnemen uit het bloed, en vastleggen in botweefsel, waardoor de calciumspiegel daalt.

De hormonen PTH, calcitonine en actief vitamine D3 beïnvloeden de activiteit van de verschillende organen. Hoe deze hormonen de activiteit beïnvloeden wordt hieronder beschreven.

PTH verhoogt de calciumspiegel van het bloed
PTH zorgt ervoor dat de calciumspiegel van het bloed stijgt, wanneer deze te laag dreigt te worden. Bij een te lage calciumspiegel worden de bijschildklieren gestimuleerd om meer PTH te produceren en af te geven aan het bloed. PTH stimuleert:

  • De nieren om meer calcium terug te resorberen uit de voorurine
  • De osteoclasten en remt de osteoblasten
  • De darmen om meer calcium op te nemen uit de voeding
  • Activeert vitamine D in de nieren

Calcitonine verlaagt de calciumspiegel
Wanneer de calciumspiegel te hoog dreigt te worden, wordt de productie van PTH geremd. Ook wordt de productie van calcitonine door de schildklier gestimuleerd. Calcitonine heeft tegengestelde effecten als PTH. Calcitonine remt:

  • De nieren om calcium terug te resorberen en stimuleert om calcium uit te scheiden
  • De osteoclasten en stimuleert de osteoblasten
  • De darmen om calcium op te nemen uit de voeding

Vitamine D3 verhoogt de calciumspiegel
Vitamine D3 stimuleert met name de extra calciumopname in de darm en de nieren. Daarnaast remt calcium de werking van PTH, waardoor er minder botweefsel wordt afgebroken.

Te snel werkende bijschildklier; hyperparathyreoïdie
Een te snel werkende bijschildklier wordt hyperparathyreoïdie genoemd. Er kan de primaire en secundaire hyperparathyreoïdie onderscheiden worden.
Een primaire hyperparathyreoïdie leidt tot hypercalcïemie (hoge spiegels van calcium in het bloed) en is meestal het gevolg van een kwaadaardige tumor die PTH produceert (adenoom).
Een secundaire hyperparathyreoïdie kan het gevolg zijn van te weinig vitamine D in het bloed, waardoor de bijschildklier meer PTH produceert om het tekort aan vitamine D te compenseren. Hypocalcïemie is vaak het gevolg van te lage vitamine D spiegels van het bloed.
Ook komt een secundaire hyperparathyreoïdie voor bij nierpatiënten die met de urine veel calcium verliezen.

Te traag werkende bijschildklier; hypoparathyreoïdie
Een te traag, of niet functionerende bijschildklier wordt hypoparathyreoïdie genoemd. Er wordt dan te weinig PTH geproduceerd en het lichaam verliest extreem veel calcium en dit leidt tot hypocalcïemie. Hypoparathyreoïdie kan het gevolg zijn van een volledige operatieve verwijdering van de schildklier, bestraling, of auto-immuunziekte.

Bronnen:

William D. McArdle, Victor L. Katch, & Frank I. Katch (2014) Exercise Physiology, Nutrition, Energy, and Human Performance, LWW Philadelphia