Zenuwstelsel; achterstrengen (fijne tast en stand en positie lichaam)

Net als de tractus spinothalamicus zorgen de achterstrengen voor de bewuste sensoriek. Waar de tractus spinothalamicus echter de waarneming van grove tast, temperatuurszin en pijn verzorgt (vitale sensoriek), verzorgen de achterstrengen de fijne tast en de waarneming van de positie en stand van het lichaam in de ruimte (gnostische sensoriek). Net als de tractus spinothalamicus bestaan de achterstrengen ook uit drie neuronen. De achterstrengen bestaan uit de fasciculi gracilis en cuneatus en de tractus lemniscus medialis.

De achterstrengen bestaan uit drie afferente neuronen
De achterstrengen bestaan net als de tractus spinothalamicus uit drie afferente neuron. De grootste receptoren (lichaampje van Meissner, lichaampje van Pacini, lichaampje Ruffini, Merkelcellen, Golgipeeslichaampjes en spierspoeltjes) kunnen voor een impuls zorgen van het eerste afferente neuron. Het eerste afferente neuron van de achterstrengen zit in de dorsale ganglia net buiten de wervelkolom gelegen. Het eerste neuron van de achterstrengen heeft het grootste cellichaam van de neuronen van de dorsale ganglia. Het eerste neuron synapteert op het tweede neuron.

Het tweede neuron zit aan dezelfde zijde als het eerste neuron. Het axon van het tweede neuron kruist in de medulla oblongata naar de dorsale zijde van de andere kant (contralateraal) van het ruggenmerg. Het tweede neuron synapteert op het derde neuron wat in de thalamus ligt. Het derde neuron heeft een axon wat richting de sensorische schors van de grote hersenen loopt.
De achterstrengen bestaan uit fasciculus gracilis en fasciculus cuneatus. Beide fasciculi worden hieronder kort beschreven. Sensoriek van het gezicht bereikt de thalamus via een andere route.

Fasciculus gracilis
De fasciculus gracilis verzorgt het fijne gevoel en waarneming van de positie en stand van de benen en onderste deel van de romp. De fasciculus gracilis synapteert op het tweede afferente neuron in de nucleus gracilis in de medulla oblongata en gaat vanuit de medulla oblongata verder als de tractus lemniscus medialis.

Fasciculus cuneatus
De fasciculus cuneatus verzorgt het fijne gevoel en waarneming van de positie en stand van de armen en bovenste deel van de romp. De fasciculus cuneatus synapteert op het tweede afferente neuron in de nucleus cuneatus in de medulla oblongata en gaat vanuit de medulla oblongata verder als de tractus lemniscus medialis.

Secundaire afferente neuronen van het gezicht kruisen op het niveau van de pons
Het eerste neuron wat impulsen verzendt naar het tweede neuron komt niet aan op het niveau van de medulla oblongata, maar op het niveau van de pons. Het axon van het tweede neuron kruist vervolgens naar de andere zijde van de pons en gaat vanuit de pons verder als de tractus lemniscus medialis.

Receptoren van de achterstrengen
Zoals eerder beschreven zijn de receptoren die een impuls van de neuronen van de achterstrengen kunnen veroorzaken tot de grootste receptoren. Hieronder wordt beschreven welke receptoren samen met de achterstrengen voor de gnostische sensoriek zorgen en wat de functie is van deze receptoren:

  • Lichaampjes van Meissner komen het meeste voor in de vingertoppen en verzorgen de fijne tast en adapteren snel
  • Lichaampjes van Pacini komen voor in het periost en zijn gevoelig voor trilling
  • Lichaampjes van Ruffini zijn gevoelig voor druk en tast, maar ook voor temperatuurverschillen en pijn
  • Merkelcellen zijn gevoelig voor druk en adapteren langzaam
  • Golgipeeslichaampjes komen voor in pezen van spieren en registreren spierspanning
  • Spierspoeltjes komen voor in skeletspieren en registreren spierlengte

Bronnen:

JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings