Zenuwstelsel; overzicht van het zenuwstelsel

Het zenuwstelsel speelt een belangrijke rol in het handhaven van de homeostase van het lichaam. Het zenuwstelsel ontvangt informatie zowel van buiten en binnen het lichaam. Vervolgens verwerkt het zenuwstelsel deze informatie en stelt processen in het lichaam bij om zo de kans op overleven van het organisme te vergroten. Het zenuwstelsel kan snel lichaamsprocessen bijstellen. Verder is het zenuwstelsel de basis van onze persoonlijkheid. Het neuron (zenuwcel) is de functionele cel van het zenuwstelsel. Het neuron ontvangt, verwerkt, integreert en verzendt informatie.

Indelingen van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel kan op verschillende manieren ingedeeld worden. Hieronder worden bekende indelingen van het zenuwstelsel gegeven.

Centrale en perifere zenuwstelsel (CZS en PZS)
Het CZS is het deel van het zenuwstelsel wat binnen de schedel (hersenen) en wervelkolom (ruggenmerg) ligt. Het PZS is dat deel van het zenuwstelsel wat buiten de schedel en wervelkolom ligt

Afferente en efferente zenuwstelsel
Het afferente zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel wat informatie vervoert naar het CZS. Het efferente deel van het zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel wat informatie vervoert van het CZS af.

Autonome en somatische zenuwstelsel
Het efferente zenuwstelsel is verder te verdelen in het autonome en somatische zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel is het deel van het efferente zenuwstelsel wat niet onder invloed van de wil staat. Het somatische zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel wat wel onder invloed van de wil staat.

Parasympatisch en sympatisch zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel is verder te verdelen in het parasympatisch en (ottho)sympatische zenuwstelsel. Het parasympatisch zenuwstelsel zet het lichaam in een ruststand. Het sympatische zenuwstelsel zet het lichaam in een actiestand.

Bouw en functie van neuronen
Het menselijk lichaam heeft meer dan 100 miljard neuronen (zenuwcellen) en elk neuron heeft duizenden contacten (synapsen) met andere neuronen. De neuronen van het zenuwstelsel vormen het communicatienetwerk van het zenuwstelsel. Neuronen ontvangen, interpreteren, genereren en vervoeren informatie naar elkaar of naar doelcellen.
Het neuron bestaat uit een cellichaam (perikaryon), korte vertakkingen (dendrieten) en vaak een lange uitloper (axon). Het perikaryon is het stofwisselingscentrum van de neuron, het zorgt ervoor dat de impulsen worden gegenereerd en worden verwerkt en het zorgt ervoor dat het neuron in leven blijft. Via de dendrieten wordt informatie richting het perikaryon vervoerd en via het axon wordt informatie van het perikaryon af vervoerd.
Neuronen bezitten geen delingscapaciteit (postmitotisch) meer en neuronen die sterven worden niet vervangen. Wel zijn neuronen in staat om gedurende het gehele leven nieuwe contacten (synapsen) te maken met andere neuronen. Het vormen van nieuwe synapsen vormt de basis van leren.

Neurogliacellen zijn de ondersteunde cellen van het zenuwstelsel
De neurogliacellen (gliacellen, neuroglia) voeden, beschermen en isoleren de neuronen. Grofweg zijn er drie soorten neurogliacellen:

  1. Macrogliacellen van het CZS
  2. Macrogliacellen van het PZS
  3. Microgliacellen

Neuronen, actiepotentialen en impulsgeleiding
Neuronen zijn in staat tot communicatie. Vaak verloopt de communicatie tussen neuronen door afgifte van neurotransmitters. Deze neurotransmitters zorgen echter voor het opwekken van een actiepotentiaal (zenuwimpuls) in het postsynaptisch neuron. Het actiepotentiaal geleidt informatie naar het perikaryon en/of via het axon naar een ander neuron. Het actiepotentiaal is een electrisch signaal wat ontstaat door het instromen van natriumionen waardoor het electrisch potentiaal van het axolemma stijgt (depolariseert). Wanneer de zenuwimpuls aankomt op het einde van het axon zorgt het daar voor vrijkomen van een neurotransmitter.

Neuronen en neurotransmitters
Het axon komt aan op een dendriet, perikaryon of axon van een ander neuron. Het axon maakt echter net geen contact met deze structuren, maar communiceert middels neurotransmitters. De ruimte tussen het axon en het volgende neuron wordt de synpatische spleet, of kortweg synaps genoemd. De neurotransmitter komt terecht in de synaptische spleet. De neurotransmitter die vrijkomt kan ervoor zorgen dat er een volgende zenuwimpuls ontstaat. Ook kan de neurotransmitter een neuron gevoeliger (stimuleert), of juist ongevoeliger (inhibeert) maken voor neurotransmitters die een zenuwimpuls kunnen genereren. Bekende neurotransmitters zijn acetylcholine, GABA, noradrenaline, dopamine, serotonine en endorfines.

Het centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. De hersenen bestaan uit de grote hersenen (cerebrum), kleine hersenen (cerebellum) en hersenstam. Elk van deze hersendelen hebben specifieke functies.

De hersenvliezen
De hersenvliezen beschermen, isoleren en zorgen voor een constante aanvoer van voedingsstoffen en zuurstof naar de hersenen en ruggenmerg. Van buiten naar binnen bezien zijn er drie hersenvliezen:

  1. De dura mater (harde hersenvlies)
  2. De arachnoidea (spinnenwebvlies)
  3. Pia mater (zachte hersenvlies)

Het perifere zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel omvat alle delen van het zenuwstelsel die buiten de schedel en het ruggenmerg liggen. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit de twaalf hersenzenuwen, 31 spinale zenuwen en de splanchische zenuwen die als strengen met ganglia (neuronenkernen) naast de wervelkolom liggen.

Het autonome en somatische zenuwstelsel
Het efferente deel van het zenuwstelsel bestaat uit het autonome zenuwstelsel en het somatische zenuwstelsel. Het somatische zenuwstelsel zorgt voor bewuste spiercontracties van de skeletspieren van het lichaam. Het autonome zenuwstelsel bestaat uit het parasympatisch en sympatische zenuwstelsel en zorgt voor de onbewuste regulering van vitale levensfuncties. Het parasympatisch deel van het autonome zenuwstelsel zorgt ervoor dat het lichaam meer in een ruststand komt. Het sympatische deel van het autonome zenuwstelsel zorgt ervoor dat het lichaam in een actiestand komt.

Bronnen:

JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings