Het zenuwweefsel bestaat grofweg uit twee soorten cellen; de neuronen (zenuwcellen) en de gliacellen. De functies van de neuronen zijn het genereren, overdragen en verwerken van elektrische signalen, die actiepotentialen worden genoemd. Ook kunnen de neuronen neurotransmitters vormen. Waar actiepotentialen een elektrisch communicatiemiddel zijn, zijn neurotransmitters een chemisch communicatiemiddel. Er zijn veel verschillende gliacellen. Men kan de gliacellen onderverdelen in macrogliacellen van het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel en de microglia. De functies van de gliacellen zijn het beschermen, voeden, isoleren en op de plaats houden van neuronen.
Soorten cellen van het zenuwweefsel
De belangrijkste functies van het zenuwweefsel zijn het generen, overdragen en verwerken van informatie in de vorm van electrische signalen. Deze electrische signalen worden actiepotentialen genoemd. Het zenuwweefsel bestaat uit twee soorten cellen:
- Neuronen (zenuwcellen)
- Gliacellen (ondersteunende cellen)
De bouw en functie van neuronen en gliacellen wordt hieronder verder beschreven.
Bouw en functie van neuronen (zenuwcellen)
Neuronen zijn in staat om actiepotentialen te genereren, te geleiden en te verwerken en om neurotransmitters te maken en af te geven. Het lichaam heeft rond de 100 miljard neuronen. Een neuron heeft zeer veel verbindingen (synapsen) met andere neuronen. Op deze manier vormen de neuronen een uitgebreid communicatienetwerk. Het zenuwstelsel regelt samen met het hormoonstelsel de homeostase van het lichaam. Het neuron heeft een kenmerkende structuur. Het neuron bestaat uit:
- Soma: het soma is het cellichaam van het neuron. In het soma zit de celkern en een uitgebreid ruw endoplasmatisch reticulum en vele mitochondriën. Het soma is in staat om een actiepotentiaal te ontwikkelen en neurotransmitters te maken.
- Axon: het axon van een neuron is een lange uitloper die de actiepotentiaal van het soma naar een doelcel geleidt (dat kan wederom een neuron zijn).
- Dendrieten: met de dendrieten kan een neuron actiepotentialen van andere neuronen ontvangen.
De neuronen worden omringd door verschillende gliacellen.
Bouw en functie van gliacellen (neuroglia, ondersteunende cellen)
Gliacellen zijn cellen van het zenuwweefsel die onder andere de neuronen voeden en ervoor zorgen dat de prikkeloverdracht beter en sneller kan verlopen. Omdat neuronen postmitotische cellen (kunnen niet meer delen) zijn, moeten neuronen goed verzorgd worden. Gliacellen zijn wel goed in staat om te delen.
De belangrijkste functies van gliacellen zijn het vernietigen van pathogenen (ziekteverwekkers) en dode celresten, ervoor zorgen dat de neuronen voorzien worden van zuurstof en voedingsstoffen, de neuronen isoleren en op hun plaats houden.
Er zijn verschillende soorten gliacellen met allemaal een andere functie. Bij het beschrijven van de gliacellen kan men de gliacellen indelen in hun ligging; gliacellen van het centrale zenuwstelsel (binnen de schedel en wervelkanaal) en gliacellen van het perifere zenuwstelsel (buiten de schedel en wervelkanaal). Aan de hand van de celgrootte kan men de gliacellen ook indelen. Er zijn macrogliacellen (grote gliacellen) en microgliacellen (kleine gliacellen). Hieronder worden de verschillende gliacellen beschreven.
Macrogliacellen van het centrale zenuwstelsel (CZS)
- Ependymocyten (ependymale cellen): ependymocyten vormen de begrenzing van het centrale wervelkanaal en de vier ventrikels (hersenkamers) en zijn stamcellen. De ependymocyten maken daarnaast de cerebrospinale vloeistof (hersenvocht). Ook hebben ze trilharen die ervoor zorgen dat de cerebrospinale vloeistof wordt getransporteerd door het hele wervelkanaal.
- Astrocyten (astroglia): astrocyten omringen de neuronen en bewaken de chemische omgeving van de neuronen en verbinden de neuronen aan de bloedvaten. Doordat astrocyten de neuronen aan de bloedvaten verbinden spelen ze een belangrijke rol in de bloed-hersenbarrière. Er zijn twee typen astrocyten; protoplasmatische en fibreuze astrocyten. Protoplasmatische astrocyten komen met name in de grijze stof voor. Fibreuze astrocyten komen met name in de witte stof voor.
- Radiale gliacellen: radiale gliacellen zijn cellen die een raamwerk vormen waarlangs de neuronen kunnen groeien. Ook zorgen radiale gliacellen voor de ontwikkeling van synapsen tussen neuronen.
- Oligodendrocyten: oligodendrocyten maken de myelineschede van de axonen. De myelineschede zorgt ervoor dat de actiepotentiaal sneller verplaatst wordt.
Macrogliacellen van het perifere zenuwstelsel
- Satellietcellen: satellietcellen hebben een vergelijkbare functie als de oligodendrocyten en komen onder andere voor in de sympatische en parasympatisch ganglia.
- Schwanncellen: deze cellen maken de myelineschede van axonen in het perifere zenuwstelsel en stimuleren de axongroei. Ook vallen Schwanncellen ziekteverwekkers aan en ruimen ze rotzooi op.
- Enterische gliacellen: het spijsverteringsstelsel heeft vele neuronen. Ook voor deze neuronen moet de omgeving bewaakt en optimaal gehouden worden. Enterische gliacellen hebben vergelijkbare functies als gliacellen elders in het lichaam.
Microgliacellen
Microgliacellen zijn speciale macrofagen. Microgliacellen vormen een patrouille-eenheid van het centrale zenuwstelsel. Microgliacellen ruimen dode celresten op en vallen pathogenen op.
Bronnen:
JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings