Histologie (weefsels); bouw en functie verschillende soorten spierweefsel

Er bestaan drie soorten spierweefsel. De drie soorten spierweefsel zijn dwarsgestreept (ook wel skeletspierweefsel genoemd), glad spierweefsel en hartspierweefsel. Spierweefsel is in staat om samen te trekken. Het samentrekken van spieren wordt contraheren genoemd. Door een spiercontractie is motiliteit en mobiliteit (beweging) mogelijk. Ook komt bij een spiercontractie warmte vrij. Deze warmte kan gebruikt worden om het lichaam warm te houden. Rillen is bijvoorbeeld het zeer snel samentrekken van de skeletspieren om het lichaam warm te houden.

Het herkennen van de verschillende soorten spieren
Het lichaam bestaat grofweg uit drie soorten spieren:

  1. De skeletspieren (dwarsgestreepte spieren)
  2. Glad spierweefsel
  3. Hartspierweefsel

Deze verschillende soorten spieren kan men op verschillende manieren van elkaar onderscheiden. De verschillende soorten spieren onderscheiden zich van elkaar namelijk op de volgende punten:

  • Het aantal celkernen per cel
  • De aanwezigheid van een dwarse streping
  • Staat de spier onder invloed van de wil
  • De vermoeibaarheid van de spier
  • De krachtleverantie van de spier
  • De plaats van de spier in het lichaam
  • Mitotische capaciteit (mogelijkheid om te delen)

Aan de hand van bovenstaande punten worden de verschillende soorten spieren hieronder verder beschreven.

De skeletspieren (dwarsgestreepte spieren)
De skeletspieren bestaan uit multinucleaire cellen. Dit betekent dat een spiercel meerdere celkernen bevat. Verder heeft een skeletspier een duidelijke dwarse streping wanneer men deze spier door een microscoop bekijkt. Dankzij deze dwarse streping wordt een skeletspier ook wel een dwarsgestreepte spier genoemd. Ook staan de skeletspieren onder invloed van de wil. Men kan bewust de skeletspieren aanspannen en ontspannen. De skeletspieren zijn ook vermoeibaar, hoewel er wel verschil bestaat tussen de type 1, type 2A en type 2B skeletspiervezels. Type 1 spiervezels zijn minder snel te vermoeien dan type 2A spiervezels en type 2B zijn het snelst vermoeibaar. Skeletspieren kunnen relatief veel kracht leveren en verbinden de verschillende beenderen van het skelet met elkaar. Om deze reden worden ze skeletspieren genoemd.

Skeletspieren maken bewegingen van de ledematen en het hele lichaam mogelijk. Skeletspieren maken samen met het skelet het mogelijk om onze omgeving te manipuleren. Skeletspiercel zijn niet mitotisch. Dit betekent dat een skeletspiercel zichzelf niet kan delen. Skeletspiercellen kunnen echter wel vervangen worden door satellietcellen. Satellietcellen zijn cellen die in spieren voorkomen en zich kunnen ontwikkelen tot skeletspiercellen. Kleine spierschade kan dus hersteld worden door satellietcellen.

Glad spierweefsel
Gladde spiercellen zijn uninucleair. Dit betekent dat elke spiercel een celkern bevat. De gladde spiercellen hebben geen dwarse streping en worden daarom glad genoemd. De gladde spieren staan niet onder invloed van de wil, maar onder invloed van het autonome zenuwstelsel. De gladde spieren zijn bijna niet vermoeibaar, maar kunnen relatief weinig kracht leveren. Gladde spieren komen onder andere in de wanden van het spijsverteringsstelsel voor, waar ze darmperistaltiek mogelijk maken. Gladde spieren komen ook voor in de bloedvaten, waar ze de diameter en van de bloedvaten beïnvloeden. Glad spierweefsel is zeer mitotisch. De delingsgraad van gladde spiercellen is hoog.

Hartspierweefsel
Ook het hartspierweefsel is unicellulair en heeft een dwarse streping. Hierdoor heeft het zowel eigenschappen van skeletspieren en gladde spieren. Hartspierweefsel staat echter niet onder invloed van de wil. Ook is hartspierweefsel niet vermoeibaar, dit is ook maar goed, want het hart moet het gehele leven ritmisch contraheren en ontspannen om bloed door het lichaam te pompen. Hartspierweefsel levert relatief weinig kracht. De enige plaats waar hartspierweefsel te vinden is, is in het hart. Het hart is te beschouwen als een holle spier die met elke contractie bloed de circulatie in stuwt. Hartspiercellen zijn niet mitotisch. Wanneer een hartspierweefsel afsterft door bijvoorbeeld een hartinfarct (myocardinfarct) wordt het afgestorven hartspierweefsel vervangen door littekenweefsel.

Bronnen:

JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings