Voortplanting; eerste trimester van de zwangerschap

Zwangerschap (ook wel gestatie en graviditeit genoemd) vindt plaats nadat een oöcyt (eicel) is bevrucht door een spermatozo (zaadcel). In de bevruchting ontstaan uit de gameten oöcyt en spermatozo een diploïde cel met 23 chromosomenparen. De zwangerschap bestaat uit trimesters van ongeveer drie maanden. In het tweede trimester vindt de ontwikkeling van de organen van de foetus plaats. In het derde trimester vindt de grootste groei van de foetus plaats. Het eerste trimester is het meest kwetsbare trimester. In het eerste trimester vinden de klievingsdelingen van de zygote, innesteling, ontwikkeling van vruchtvliezen, placentatie en embryogenese plaats.

Klievingsdelingen vinden plaats in de tuba uterine (eileider, oviductus)
Klievingsdelingen van de bevruchte oöcyt (zygote) vinden direct na de bevruchting plaats. De zygote deelt door mitose in steeds kleinere cellen. De klievingsdelen (mitotische delingen) hebben niet tot gevolg dat de zygote groter wordt. De klievingsdelingen vinden in de eileider gedurende de eerste drie tot vier dagen van de zwangerschap plaats. Tijdens de klievingsdelingen ontstaat op een gegeven moment de morula (moerbei). De morula is een klompje wat bestaat uit ongeveer 16 tot 32 cellen. De cellen van de morula zijn nog niet gedifferentieerd. Als in deze fase de morula in twee klompjes cellen splitst, heeft dat tot gevolg dat er een eeneiige tweeling ontstaat.
Wanneer het klompje cellen uiteindelijk de baarmoeder bereikt, vindt de innesteling plaats. De zygote wordt nu geen morula, maar blastocyste (blastula) genoemd.

Innesteling van de zygote vindt na ongeveer zes dagen plaats
De innesteling van de blastocyste vindt na ongeveer zes dagen na de bevruchting plaats. De blastocyste bestaat uit twee delen. Het ene deel is de embryoblast, het andere deel de trofoblast. Uit de trofoblast ontstaat het eigenlijke embryo. De trofoblast verzorgt de voeding van het embryo. Daarnaast bevat de blastocyste ook een holte gevuld met vocht. Deze holte wordt de blastocoele genoemd.
De trofoblast bestaat uit twee onderdelen; de cellulaire trofoblast en syncytiotrofoblast. De syncytiotrofoblast zorgt voor de daadwerkelijk innesteling van de blastocyste in het endometrium (baarmoederslijmvlies). Tijdens de innesteling worden ook de amnionholte en de lacunae gevormd. De lacunae zijn vingervormige uitstulpingen in het endometrium en trofoblast die voor uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen tussen embryo en uterus zorgen.
Op het einde van de innesteling vindt tenslotte, op ongeveer de tiende dag van de zangerschap de gastrulatie plaats. In de gastrulatie vindt de vorming van de embryonaalschijf plaats. De embryonaalschijf bestaat uit drie lagen (de primitieve kiembladen):

  1. Ectoderm
  2. Endoderm
  3. Mesoderm

Uit deze embryonale lagen ontstaan de verschillende orgaansystemen. In het ectoderm wordt rond de twaalfde dag van de zwangerschap door plooiing de primitieve streep gevormd. In de gastrulatie wordt de zygote de gastrula genoemd.

De vruchtvliezen worden gevormd door het embryo
De vruchtvliezen worden allemaal gevormd door het embryo. Het embryo wordt omgeven door vier vruchtvliezen, die allemaal de ontwikkeling van het embryo en later de foetus ondersteunen. De vier vruchtvliezen zijn:

  1. De dooierzak. De dooierzak wordt gevormd door het mesoderm. In de dooierzak worden bloedcellen gevormd.
  2. Het amnion. Ook het amnion wordt gevormd door het mesoderm. Mesodermcellen bewegen zich rond de amnionholte. Later in de zwangerschap zal het amnion het vruchtvlies zijn waarin het vruchtwater zich bevindt.
  3. De allantoïs. De allantoïs wordt gevormd uit ento- en mesodermcellen. Later wordt uit de allantoïs de blaas gevormd.
  4. Het chorion. Het chorion wordt ook gevormd uit de mesodermcellen. Het chorion wordt tegen de binnenzijde van de syncytiotrofoblast gevormd. Het chorion speelt later een belangrijke rol in de vorming van de placenta.

Placentatie; vorming van de placenta (moederkoek)
De placenta is een belangrijk tijdelijk orgaan wat tijdens de zwangerschap gevormd wordt. Enerzijds zorgt de placenta voor uitwisseling van afvalstoffen en voedingsstoffen tussen de foetus en de moeder. Anderzijds vormt de placenta hormonen die ervoor zorgt dat de foetus niet wordt afgestoten.
De placenta wordt gevormd door het chorion. In het chorion worden rond week drie van de zwangerschap chorionvlokken gevormd die bloedvaten bevatten. De bloedvaten van het endometrium worden afgebroken, zodat er uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen tussen moeder en kind kan plaatsvinden. In het begin van de zwangerschap is de foetus middels de hechtsteel met de placenta verbonden. Later wordt uit de hechtsteel en de dooiersteel de navelstreng gevormd.
De navelstreng bevat twee slagaders (aa. umbilicalis) die afvalstoffen en koolstofdioxide van de foetus naar de placenta vervoeren en een ader (v. umbilicalis) die voedingsstoffen en zuurstof van de placenta naar de foetus vervoeren.

De placenta vormt ook hormonen die van belang zijn bij het in stand houden van de zwangerschap. Hieronder wordt aangegeven welke hormonen de placenta vormt en wat de functie van deze hormonen is:

  • Humaan choriongonadotrofine (hCG) stimuleert in het eerste trimester het gele lichaam om progesteron te vormen. Door hoge progesteronspiegels wordt het endometrium niet afgestoten.
  • Progesteron wordt in het eerste trimester door het gele lichaam gevormd. Het gele lichaam gaat in het eerste trimester ten gronde. Vanaf het begin van het tweede trimester wordt progesteron door de placenta gevormd.
  • Oestrogenen spelen pas later een rol in de zwangerschap. Wanneer de foetus volgroeid is, zijn de oestrogeenspiegels zo hoog dat de weeën worden opgewekt.
  • Relaxine zorgt ervoor dat de gewrichten waaronder de symphysis pubis soepeler wordt. Dit vergemakkelijkt de bevalling
  • Humaan placentair lactogeen (HPL) stimuleert samen met prolactine de melkklieren van de borsten om zich te ontwikkelen.

Embryogenese, ontwikkeling van het embryo
De embryogenese zijn de fasen die de bevruchte eicel doormaakt van zygote, morula, blastula, gastrula tot de foetale fase. In de embryogenese spelen die processen een belangrijke rol; plooiing, differentiatie en groei en organogenese.
Door plooiing van het embryo ontstaan er over de lengte en breedte van het embryo krommingen. Ook ontstaat door plooiing van het ectoderm later de neurale buis van waaruit het zenuwstelsel zich gaat ontwikkelen. Door differentiatie en groei zullen de cellen van het embryo zich tot verschillende lichaamsdelen en organen gaan vormen; de basis van de organogenese.

Bronnen:

JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings