Voordat Karl Landsteiner de bloedgroepen ontdekte, was bloedtransfusie een riskante ingreep. De ontvanger van bloed kon heftig reageren op het donorbloed met de dood als gevolg. Er zijn verschillende bloedgroepsystemen waarvan het AB0-systeem en het Resusstelsel klinisch het meest relevant zijn. De bloedgroep 0+ (0-positief) komt bij een kleine 40% van de Nederlanders voor. Het Resusstelsel is vooral belangrijk bij zwangere vrouwen met een negatieve Resusfactor.
Indeling bloedgroepsystemen
Er zijn verschillende bloedgroepsystemen. De meeste bekende en klinisch relevante bloedgroepsystemen zijn het AB0-stelsel en resusstelsel. Andere bloedgroepsystemen zijn het Diego-systeem, Duffy-systeem, Kell-systeem, Kidd-systeem, Lewis-systeem, Lutheran-systeem, MNS-systeem en P-systeem. Deze bloedgroepsystemen zijn klinisch minder relevant. Het AB0-systeem en het resusstelsel worden hieronder verder beschreven.
AB0-systeem
Het AB0-systeem is ontdekt door Karl Landsteiner ontwikkelt. Voordat het AB0-systeem werd ontdekt, waren bloedtransfusies vaak dodelijk, omdat de bloedontvanger antistoffen vormde tegen het donorbloed, waardoor het bloed ging klonteren en dodelijke verstoppingen ontstonden.
Op het oppervlakte (de celmembraan) van rode bloedcellen (erytrocyt) komen verschillende soorten eiwitten, glycoproteïnen, koolhydraten en glycolipiden voor. Deze stoffen bepalen de bloedgroep. De vorm van deze stoffen worden antigenen genoemd. Binnen het AB0-systeem worden drie antigenen onderscheiden:
- 0-antigeen
- A-antigeen
- B-antigeen
Aangezien men een gen voor bloedgroep van de vader en de moeder krijgt, zijn er verschillende genotypen (allelen voor bloedgroepen) en fenotypen (uiteindelijke uitkomst van de kruising van de allelen) mogelijk. De antigenen A en B zijn even dominant en het antigen 0 is recessief. De kruising van de verschillende allelen voor bloedgroepen leiden tot de verschillende fenotypen bloedgroepen, zie onder:
- Genotype AA, leidt tot fenotype A
- Genotype AB, leidt tot fenotype AB
- Genotype A0, leidt tot fenotype A
- Genotype BB, leidt tot fenotype B
- Genotype B0, leidt tot fenotype B
- Genotype 00, leidt tot fenotype 0
De verschillende bloedgroepen hebben verschillende antigenen op hun celmembraan. In het bloed komen antistoffen voor, voor antigenen die niet op het oppervlakte van de rode bloedcel voorkomen. Wanneer deze antistoffen (agglutininen) in contact komen met het desbetreffende antigen leidt dat tot samenklontering van het bloed (agglutinatie). Hieronder wordt aangegeven voor welke bloedgroepen van de donor de ontvanger van bloed antistoffen in het bloed heeft.
- Fenotype A heeft antistoffen voor bloedgroep B
- Fenotype B heeft antistoffen voor bloedgroep A
- Fenotype 0 heeft antistoffen voor bloedgroepen A en B. Fenotype 0 wordt een universele donor genoemd.
- Fenotype AB, heeft geen antistoffen. Fenotype AB wordt een universele ontvanger genoemd
Het resusstelsel
Naast het AB0-systeem komt ook het klinisch relevante Resusstelsel voor. Binnen het Resusstelsel komt wel of niet het Resusantigen op de celmembraan van de rode bloedcel voor. Wanneer het Resusantigen wel op de celmembraan van de rode bloedcel voorkomt spreekt men van Resuspositief, kortweg +. Wanneer het Resusantigen niet op de celmembraan van de rode bloedcel voorkomt spreekt men van Resusnegatief, afgekort -. Mensen die Resusnegatief zijn vormen de eerste keer dat zij in contact komen met Resuspositief bloed nog geen antistoffen. Echter wanneer Resusnegatief bloed een tweede keer in contact komt met Resuspositief bloed, worden wel antistoffen gevormd. Dit is vooral klinisch relevant bij zwangere vrouwen die voor de tweede keer zwanger zijn van een Resuspositieve foetus. De zwangere vormt dan antistoffen tegen de rode bloedcellen van de foetus. Dit kan tot de dood van de pasgeborene leiden. Deze aandoening wordt erythroblastosis foetalis genoemd. De zwangere vrouw kan de foetus beschermen door zich te laten injecteren met een stof die ervoor zorgt dat er geen antistoffen worden gevormd.
Voorkomen van verschillende bloedgroepen in Nederland
Niet alle bloedgroepen komen evenveel voor in Nederland. Zo hebben meer mensen Resuspositief, dan Resusnegatief bloed. Ook de bloedgroep 0 veel voor in Nederland. Hieronder wordt een verdeling gegeven van het voorkomen van de verschillende bloedgroepen in Nederland.
- 0+ komt 39,5% voor
- A+ komt 35% voor
- B+ komt 6,7% voor
- AB+ komt 2,5% voor
- 0- komt 7,5% voor
- A- komt 7% voor
- B- komt 1,3% voor
- AB- komt 0,5% voor
Bronnen:
nl.wikipedia.org
JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings