Bloed; bestanddelen van het bloedplasma

Het menselijk lichaam bestaat voor ongeveer 7,5% van het lichaamsgewicht uit bloed; dit betekent dat het menselijk lichaam ongeveer tussen de 4 en 7 liter bloed bevat. De hoeveelheid bloed die het lichaam bevat, is afhankelijk van geslacht, leeftijd, lichaamslengte en lichaamsgewicht. Het bloed bestaat grofweg uit cellen en bloedplasma. De cellen van het bloed wordt hematocriet genoemd. Het bloedplasma bestaat voor meer dan 90% uit water. Verder bevat het bloedplasma eiwitten, zouten (elektrolyten) en voedingsstoffen. Bloedplasma is een belangrijk transportmiddel van de bloedcellen, temperatuur, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen en een klein beetje zuurstof.

Water in het bloedplasma
Het bloedplasma bestaat voor meer dan 90% uit water. Water is een erg belangrijk bestanddeel van het bloed(plasma). Water is een erg goed oplosmiddel van eiwitten, elektrolyten, voedingsstoffen en afvalstoffen. Het water van het bloedplasma maakt het bloedplasma een uitstekend transportmiddel. Plasma transporteert stoffen van de ene plek in het lichaam naar een andere plek van het lichaam. Zo wordt koolstofdioxide door het bloedplasma bij de cellen opgenomen en op het niveau van de longen afgegeven. Verder neemt water erg goed warmte op. Op deze manier kan het bloed warmte opnemen en aan de oppervlakte van het lichaam (bij de huid) afgeven. Tenslotte worden hormonen door het bloedplasma getransporteerd.

Eiwitten van het bloedplasma
Het bloedplasma bevat verschillende eiwitten. De bekendste eiwitten van het bloedplasma zijn albumine, globuline en fibrinogeen. Het eiwit albumine komt het meeste voor in het bloedplasma. Albumine wordt door de lever gemaakt. Albumine is een belangrijk transporteiwit. Albumine bindt bijvoorbeeld vetzuren en transporteert ze naar een andere plek. Daarnaast is albumine een belangrijk eiwit wat de osmotische druk van het bloed handhaaft. Osmotische druk is belangrijk om het watergehalte van het bloed op peil te houden en ervoor te zorgen dat er geen oedeem (vochtophoping) ontstaat. Naast albumine bevat het bloedplasma ook globulinen. Globulinen spelen een belangrijke rol in de immuunrespons (afweer) van het lichaam. Fibrinogeen is een voorloper van fibrinedraden. Zodra er een bloedvatbeschadiging is, activeert trombine fibrinogeen in fibrine. Fibrine vormt een net van draden waarin het bloed wordt gevangen. Bloedplasma zonder fibrinogeen wordt serum genoemd.

Elektrolyten (zouten) van het bloedplasma
Het bloedplasma bevat verschillende elektrolyten. De bekendste elektrolyten die in het bloedplasma voorkomen zijn Natrium, Kalium, Magnesium en Calcium. De elektrolyten zijn belangrijk voor het goed functioneren van cellen. Zo zijn Natrium en Kalium belangrijk voor zenuwcellen om een actiepotentiaal te genereren. Calcium is belangrijk om het hart, skeletspieren en gladde spieren te laten contraheren (samentrekken)

Voedingsstoffen in het bloedplasma
Het bloedplasma is een belangrijk transportmiddel voor verschillende voedingsstoffen. Het bloedplasma vervoert bijvoorbeeld vetzuren die door het vetweefsel worden afgegeven. De andere cellen kunnen vervolgens deze vetzuren uit het bloed opnemen om te verbranden. Ook glucose wordt door het bloedplasma vervoerd. Glucose is belangrijk voor de hersenen, omdat de hersenen alleen glucose kunnen verbranden om energie voor hun functioneren uit te halen. Verder worden aminozuren vanuit de darmwand door het bloedplasma naar de lever en bijvoorbeeld spieren vervoerd, waar er vervolgens eiwitten van gemaakt kunnen worden.

Afvalstoffen in het bloedplasma
Het bloedplasma vervoert afvalstoffen die door de cellen worden geproduceerd. Zo produceren cellen koolstofdioxide. Het koolstofdioxide wordt door cellen geproduceerd bij de verbranding en afgegeven aan het bloedplasma. Het bloedplasma vervoert het koolstofdioxide naar de longen. De longen geven het koolstofdioxide af aan de buitenlucht. Ook breken cellen creatine af tot creatinine wat wordt afgegeven aan het bloedplasma. Het creatinine wordt door het bloedplasma aan de nieren afgegeven die het vervolgens met de urine uitscheiden.

Bronnen:

JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings