Hormoon van het hart; Atriaal Natriuretisch Peptide (ANP)

Het hart is een holle spier die ritmisch contraheert en zo het bloed de kleine en grote bloedsomloop in perst. De kleine bloedsomloop is de bloedsomloop van de longen. In de kleine bloedsomloop wordt koolstofdioxide aan de longen afgegeven en zuurstof opgehaald. De grote bloedsomloop vervoert het zuurstof naar de rest van het lichaam en haalt koolstofdioxide op. Het hart bestaat uit 2 boezems (atria) en 2 kamers (ventrikels). In het rechteratrium zitten gespecialiseerde hartspiercellen die rek en bloeddruk waarnemen. Wanneer het rechteratrium overmatig wordt gevuld, worden deze hartspiercellen gerekt en maken ze Atriaal Natriuretisch Peptide (ANP) aan. ANP verlaagt de bloeddruk. Samen met angiotensine II, ADH en aldosteron reguleert ANP de bloeddruk.

Globale opbouw van het hart en de circulatie
Het hart is een holle spier die bloed in de aorta en longslagader. Het bloed in het lichaam volgt de volgende route in het lichaam:

  • Het bloed komt via de vena cava inferior en superior (bovenste en onderste holle ader) de rechterboezem (het rechteratrium) binnen
  • Het rechteratrium verplaatst het bloed richting de rechterventrikel
  • De rechterventrikel pompt het bloed de arterie pulmonalis (longslagader) in
  • De longslagader vertakt zich in de long in capillairen
  • Het bloed in de longcapillairen geeft koolstofdioxide af en neemt zuurstof op
  • De longcapillairen komen weer bijeen in de longader
  • De longader komt het linkeratrium binnen
  • Het linkeratrium pompt het bloed richting linkerventrikel
  • Het linkerventrikel pompt het bloed in de aorta
  • De aorta vertakt zich in steeds kleinere arteriën (slagaders)
  • De arteriën vertakken zich in arteriolen en uiteindelijk in capillairen
  • De capillairen in de grote bloedsomloop geven zuurstof af en nemen koolstofdioxide af
  • De capillairen verenigen in venulen (kleine aders)
  • De venulen verenigen zich in venen (grotere aders)
  • De venen monden uiteindelijk uit in de vena cava superior en inferior

Wanneer het hart vaker per minuut slaat en per slag meer bloed verplaatst, neemt het hartminuutvolume (HMV; is de hoeveelheid bloed die het hart per minuut rondpompt) toe. Wanneer het HMV toeneemt, neemt vaak ook de bloeddruk toe. De bloeddruk is echter ook afhankelijk van de vullingsgraad van het bloedvatenstelsel. Wanneer de vullingsgraad van het vaatstelsel toeneemt, neemt ook de bloeddruk. Tenslotte is de bloeddruk nog afhankelijk van de diameter van de bloedvaten van het vaatstelsel. Wanneer de diameter toeneemt, daalt de bloeddruk. Wanneer de diameter afneemt, neemt de bloeddruk toe. Het is belangrijk dat de bloeddruk gereguleerd wordt. Bij een vecht- of vluchtreactie moet er voldoende bloed beschikbaar zijn voor een reactie en moet de bloeddruk omhoog. Een constant hoge bloeddruk is echter ongezond voor hart en bloedvaten. Wanneer een hoge bloeddruk niet nodig is, moet deze omlaag. Angiotensine II, ADH, aldosteron en ANP reguleren onder andere de bloeddruk.

Werking van angiotensine II
Wanneer de bloeddruk te laag dreigt te worden, maakt het juxtaglomerulaire apparaat (JGA) van de nieren renine aan. Renine zet angiotensinogeen om in angiotensine I. Vervolgens wordt angiotensine I omgezet door Angiotensin Converting Enzyme (ACE) omgezet tot Angiotensine II.  Angiotensine II stimuleert het dorstgevoel. Daardoor gaat iemand meer drinken en neemt de vullingsgraad van de bloedvaten toe, daardoor stijgt de bloedddruk. Angiotensine II verhoogt ook de bloeddruk direct door vasoconstrictie te stimuleren. Tevens stimuleert angiotensine II de aanmaak van ADH en aldosteron.

Werking van antidiuretisch hormoon (ADH)
ADH wordt geproduceerd door de neurohypofyse. ADH stimuleert de terugresorptie van de nieren. De nieren laten daardoor minder vocht verloren gaan met de urine. Daardoor neemt het bloedvolume toe en kan de bloeddruk ook toenemen. Daarnaast stimuleert ADH de productie van aldosteron.

Werking van aldosteron
Aldosteron wordt geproduceerd door de bijnierschors. Aldosteron is een corticosteroïd. Aldosteron stimuleert de terugresorptie van natrium door de nieren en zweetklieren. Daardoor gaat er minder natrium verloren. Natrium trekt vocht aan in de bloedvaten. Daardoor kan de bloeddruk weer toenemen.

Werking van ANP
Voorgaande hormonen zijn allemaal hormonen die geproduceerd worden wanneer de bloeddruk daalt. Angiotensine II, ADH en aldosteron zijn allemaal hormonen die de bloeddruk verhogen. ANP is een hormoon wat juist de bloeddruk verlaagt. Dit werkt als volgt: in het rechteratrium zitten speciale hartspiercellen die rek registreren en bij te veel rek ANP produceren. Wanneer het bloedvolume is toegenomen, komt er meer bloed aan in het rechteratrium. Hierdoor wordt het rechteratrium meer gerekt. Ook de specifieke hartspiercellen worden meer gerekt en maken als reactie hierop ANP aan. ANP heeft de volgende effecten:

  • Stimuleert de uitscheiding van natrium
  • Stimuleert de uitscheiding van water
  • Stimuleert de vasodilatatie (verwijding van bloedvaten)
  • Remt het dorstgevoel
  • Remt de productie van noradrenaline en adrenaline
  • Remt de productie van ADH en aldosteron

Al deze effecten van ANP verlagen de bloeddruk.

Bronnen:

JE. Hall, 2006, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2007, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings