Hormonen van de nieren; renine, calcitriol en erytropoëtine (EPO)

Niet alleen de bijnieren maken hormonen (adrenaline, noradrenaline en cortisol). Ook de bijnieren maken hormonen. De hormonen die de nieren maken zijn renine, calcitriol en erytropoëtine, ook wel EPO genoemd. Renine speelt een belangrijke rol in de bloeddrukregulatie en regulatie van het bloedvolume. Calcitriol (geactiveerd vitamine D3) speelt een belangrijke rol in de regulatie van de calciumspiegel van het bloed. EPO stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen en wordt gemaakt wanneer het zuurstofgehalte van het bloed daalt.

Productie en functie van renine
In de nieren liggen gespecialiseerde cellen die het bloedvolume en de bloeddruk registreren. Deze cellen liggen in het juxtaglomerulaire apparaat (JGA). Wanneer deze cellen een verlaagd bloedvolume en/of verlaagde bloeddruk registreren, maken deze cellen renine aan. Renine stimuleert de omzetting van angiotensinogeen in angiotensine I. Vervolgens wordt angiotensine I door Angiotensin Converting Enzyme (ACE) omgezet tot angiotensine II. Dit wordt het renine-angiotensine systeem (afgekort RAS) genoemd. Angiotensine II heeft de volgende 3 effecten:

  1. Angiotensine II stimuleert direct het dorstgevoel en verhoogt de bloeddruk
  2. Angiotensine II stimuleert de aanmaak van aldosteron door de bijnieren. Aldosteron stimuleert de terugresorptie van natrium door onder andere de nieren en zweetklieren. Natrium trekt vocht aan en verhoogt zo de bloeddruk.
  3. Angiotensine II stimuleert de aanmaak van ADH (antidiuretisch hormoon) door de neurohypofyse. ADH stimuleert de terugresorptie van vocht door de nieren

Samen zorgen deze effecten voor normalisatie van de bloeddruk en bloedvolume.

Productie en functie van calcitriol
De productie van calcitriol is afhankelijk van de aanwezigheid van het vetoplosbare vitamine D3. Bij voldoende blootstelling aan zonlicht van een voldoende zonkracht kan de huid vitamine D3 maken. Tevens kan de voeding vitamine D3 leveren. Vitamine D3 wordt eerst door de lever omgezet tot calcidiol en vervolgens in de nieren opgeslagen. Calcitriol wordt uit calcidiol gemaakt. In feite is calcitriol geactiveerd vitamine D3. De activatie wordt in gang gezet door PTH (parathormoon). Wanneer de calciumspiegel van het bloed te laag wordt, maakt de bijschildklier PTH aan. PTH stimuleert de omzetting van calcidiol in calcitriol. Calcitriol heeft de volgende 4 effecten:

  1. Calcitriol stimuleert de calciumopname in de darm
  2. Calcitriol stimuleert de calciumterugresorptie door de nieren
  3. Calcitriol stimuleert de osteoclasten (beencellen die bot afbreken en het calcium afgeven aan het bloed)
  4. Calcitriol remt de osteoblasten (beencellen die calcium opnemen uit het bloed en hieruit bot opbouwen)

Samen zorgen deze effecten van calcitriol voor normalisatie van de calciumspiegel van het bloed.

Productie en functie van EPO
EPO (erytropoëtine) wordt geproduceerd door de nieren wanneer de zuurstofspanning van het bloed en/of de hematocrietwaarde van het bloed dalen. Het hematocriet zijn de vaste bestanddelen van het bloed. Bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. De bloedcellen zijn de rode bloedcellen (erytrocyten; ery’s), witte bloedcellen en de bloedplaatjes (bloedplaatjes zijn eigenlijk geen cellen). Ongeveer 99% van de bloedcellen zijn rode bloedcellen. De rode bloedcellen zijn de cellen die zuurstof transporteren. Wanneer dus het hematocriet daalt, neemt de zuurstoftransporterende capaciteit van het bloed af. EPO stimuleert het rode beenmerg tot aanmaak van rode bloedcellen. Hierdoor normaliseert het hematocriet en dus de zuurstoftransporterende capaciteit van het bloed. Mensen die op grote hoogte leven, waar de lucht ijler is, maken meer EPO aan. Mensen met nierfalen maken onvoldoende EPO aan en krijgen het hormoon via een injectie toegediend. EPO was/is ook een populair dopingmiddel binnen duursporten, omdat het de zuurstoftransporterende capaciteit van het bloed stimuleert. EPO-gebruik is echter zeer gevaarlijk! EPO maakt het bloed stroperig, waardoor het bloed makkelijker stolt en het trombosegevaar sterk toeneemt. Tevens moet het hart veel harder werken wanneer het stroperig bloed moet rondpompen. Tenslotte kan het lichaam een EPO als lichaamsvreemd zien, waardoor er een ernstige auto-immuunreactie kan optreden en het lichaamseigen EPO wordt aangevallen. Hierdoor vormt het rode beenmerg geen rode bloedcellen meer.

Bronnen:

JE. Hall, 2006, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2007, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2007, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings