Een lumbale hernia nuclei pulposi (lumbale HNP) is een aandoening die veel voorkomt. Het wordt veroorzaakt door een uitpuilende tussenwervelschijf. Bij 25 tot 30 procent zorgt deze uitpuilende tussenwervelschijf voor uitstralende pijn in het been. Men kan er erg veel last van hebben en het kan veel beperkingen met zich mee brengen door de pijn in de rug en het been. Per jaar komen er ongeveer 200.000 mensen met uitstralende pijn in het been bij de huisarts. Mannen hebben vaker last van een HNP.
Klachten van een lumbale hernia nuclei pulposi
De meest voorkomende klacht bij een lumbale HNP is rugpijn in de onderrug met uitstralende pijn naar een been. Het kan ook zijn dat er alleen pijn in een been aanwezig is, vaak is er dan in de voorgeschiedenis al sprake geweest van lage rugpijn. De pijn wordt veroorzaakt doordat de uitpuilende wervelschijf op een zenuwwortel drukt. De pijn is gelokaliseerd in het innervatiegebied (dermatoom) van de beknelde zenuwwortel. De pijn neemt toe bij drukverhogende momenten zoals hoesten, niezen en persen. De klachten nemen ook toe bij bewegingen die ervoor zorgen dat de zenuwwortel nog meer belast wordt of verder uitgerekt wordt. Door prikkeling van sympathische vezels kan ook pijn voorkomen in de bilstreek, de liezen, de heupen en de dijen. Deze pijn is minder scherp van karakter. De pijn in het been is vaak heftig, scherp en stekend van karakter. Wanneer de hernia in het midden zit, een mediane hernia, beperken de klachten zich meestal tot alleen lagerugpijn die meestal toeneemt bij het vooroverbuigen. Wanneer de mediane hernia groot is kan er ook dubbelzijdige pijn voorkomen in de benen.
Lichamelijk onderzoek bij een lumbale HNP
Bij lichamelijk onderzoek is er meestal een verstreken lumbale lordose te zien met daarbij fixatie van de wervelkolom wanneer men vooroverbuigt. De patiënt helt vaak naar een kant over om zo de wortelcompressie te doen afnemen. Bij een mediane hernia helt de patiënt over naar de aangedane kant, bij een laterale hernia helt de patiënt over naar de gezonde kant. Dit wordt ook wel een antalgische houding genoemd.
Bij het lichamelijk onderzoek is de proef van Lasègue ook van belang. Met deze proef kan men wortelcompressie aantonen. De patiënt ligt in rugligging en het been wordt gestrekt opgetild. Bij een HNP ontstaat dan uitstralende pijn in het been of wordt al aanwezige pijn erger. De pijn ontstaat doordat er rek komt op de wortel die afgekneld wordt.
De lokalisatie van de HNP is meestal goed te bepalen aan de hand van het huidgebied waarin de pijn aanwezig is, aan het patroon van de spierzwakte, het gebied met verminderde sensibiliteit en aan de opgeheven of verlaagde reflexen.
Wanneer de wortel L5 gecomprimeerd wordt heeft de patiënt moeite met het lopen op de hakken, wanneer de wortel S1 gecomprimeerd wordt kan de patiënt niet goed op de tenen lopen.
Aanvullend onderzoek bij een lumbale HNP
Vaak is aanvullend onderzoek niet nodig omdat de diagnose klinisch vaak al gesteld kan worden. In sommige situaties is er wel aanvullend onderzoek nodig. Er kan dan een MRI gemaakt worden. Met dit onderzoek kunnen eventuele andere oorzaken van een wortelcompressie aangetoond worden zoals metastasen, neuronomen of een discitis.
Behandeling van een lumbale HNP
Belangrijk bij de behandeling van een lumbale HNP is goede pijnbestrijding. Meestal begin je met paracetamol en als dat niet voldoende is kun je uitbreiden met achtereenvolgend naproxen, codeïne, tramadol of morfine. Voor het verdwijnen van de klachten is regressie van de hernia nodig. Dit kan men bereiken door de rug gedurende een paar weken zo min mogelijk te belasten, bij goede pijnbestrijding is bedrust niet nodig. Verder kan fysiotherapie en/of oefentherapie volgens Cesar of Mensendieck nuttig zijn.
Ongeveer de helft van de patiënten herstelt binnen twee weken. Na nog eens een tot twee maanden herstelt nog eens 25 procent. Een kwart procent van de patiënten houdt de klachten langdurig.
Er kan ook nog een operatie plaats vinden om een lumbale HNP te behandelen. Dit kan plaats vinden wanneer de klinische bevinden passen bij de radiologische bevindingen en er tevens sprake is van:
• Een caudasyndroom (spoed)
• Een snelle toename van de uitvalsverschijnselen
• Wanneer conversatieve behandeling onvoldoend effect heeft (met name wanneer de klachten het dagelijks functioneren beïnvloeden)
Een lumbale HNP bij wortelcompressie L4
Pijn in rug en been:
• Voorzijde en laterale zijkant bovenbeen en knie
• Mediane zijkant onderbeen
• Mediane enkel
• Binnenzijde voet en grote teen
Tintelingen:
• Proximaal
Parese:
• m. vastus medialis
Reflexverlaging:
• Kniepeesreflex
Hyperesthesie/-algesie:
• Volgens pijngebied
Een lumbale HNP bij wortelcompressie L5
Pijn in rug en been:
• Achterzijde en laterale zijkant heup
• Via laterale zijde knie
• Naar scheenbeen
• Boven- en onderzijde mediane deel voet
• Eerste, tweede, derde en vierde
Tintelingen:
• In de gehele regio of voornamelijk distaal en kleine teen
Parese:
• m. tibialis anterior
• m. extensor hallucis longus
Reflexverlaging:
Hyperesthesie/-algesie:
• Distale deel pijngebied
Een lumbale HNP bij wortelcompressie S1
Pijn in rug en been:
• Bil
• Dorsale zijde bovenbeen
• Dorsolaterale zijde onderbeen
• Boven- en onderzijde laterale voetrand
• Kleine teen
Tintelingen:
• Onderzijde laterale voetrand
Parese:
• Flexoren van de voet en tenen
• Hamstrings
Reflexverlaging:
• Achillispeesreflex
Hyperesthesie/-algesie:
• Laterale voetrand en kleine teen
Bronnen:
A. Hijdra, Koudstaal, PJ, Roos, RAC, Neurologie (2003), Elsevier gezondheidszorg, Maarssen