Nieuw leven begint met het versmelten van de kern van de zaadcel en de van de eicel met elkaar. Het normale aantal diploïde chromosomen van 46 is bereikt. De eicel is bevrucht. De bevruchte eicel wordt een zygote genoemd. Het nieuwe leven is begonnen. De ontwikkeling van de zygote gaat razendsnel. Maar wat gebeurt er nu na de samensmelting van de twee kernen. Hoe vindt de ontwikkeling plaats in de eerste vier weken? Begrippen die in dit artikel worden uitgelegd zijn naast zygote, blastula en morula.
Na de bevruchting
Als de bevruchting heeft plaatsgevonden, vindt ongeveer 30 uur daarna de eerste deling (mitose) plaats van de bevruchte cel. Maar bij deze deling en de daarop volgende, is het opvallend dat de totale hoeveelheid cytoplasma niet is toegenomen; het klompje cellen is even groot als de zygote. Men noemt dit klievingsdelingen. Het bolletje cellen wordt morula genoemd wanneer het een 16-cellig stadium heeft bereikt. Het is dan nog steeds omgeven met de zona pellucida (beschermde laag van de cel, die de bevruchte eicel ondoordringbaar maakt voor andere spermacellen). Ongeveer vier dagen na de bevruchting gaat de morula de baarmoederholte (uterusholte) binnen vanuit de eileider. Daar vormt zich dan een holte (dooierzak) gevuld met vocht en omgeven door platte cellen (trofoblastcellen), dit noemt men de trofoblast. De embryoknop (of embryoblast) bevindt zich aan een kant van de holte, dit is een concentratie van cellen dit vormt het begin van de uiteindelijke embryo. De trofoblast beschermt de embryoblast. De morula heeft zich nu ontwikkeld tot blastula.
De blastula
Na ongeveer zes dagen maakt de blastula contact met de baarmoederwand, hij doet dit met de zijde waar zich de embryoknop bevindt. Hierna vindt de innesteling plaats. De blastula wordt volledig opgenomen in het slijmvlies (endometrium) van de baarmoederwand. In de tweede week ontwikkelt de embryoknop zich tot een 2-lagige embryoschijf. Er ontwikkelt zich, naast de al bestaande dooierzak, een tweede holte gevuld met vocht, dit is de amnionholte. De amnionholte wordt door verschillende lagen cellen omgeven. Enerzijds wordt de amnionholte omgeven door een schijf cellen die ectoderm genoemd worden en anderzijds wordt de amnionholte omgeven door een laag cellen, de zogenaamde amnioncellen. De schijf die grenst aan de dooierzak heet entoderm. In dit stadium van de ontwikkeling wordt het contact met het lichaam van de moeder steeds hechter. Er vormen zich kleine holtes in de laag van de trofoblastcellen waarmee bloedvaten uit de baarmoederwand een verbinding aangaan. Deze holtes noemt men lacunes. Dit is het begin van de placentavorming. De chorionholte is de holte waarin de omsloten amnionholte, de embryoschijf en de dooierzak komen te liggen. De hechtsteel vormt de verbinding met de placenta. Uit de hechtsteel zal zich later de navelsteng ontwikkelen.
Het mesoderm
Het mesoderm, dit is de derde laag in de embryoschijf, vormt zich in de derde week van de ontwikkeling. Deze laag ontstaat uit ectodermcellen die zich tussen entoderm en ectoderm instulpen. Ectoderm, mesoderm en entoderm worden de kiemschijven genoemd. Uit elk van deze kiemschijven ontstaat in grote lijnen specifieke orgaanstelsels. Uit het ectoderm ontwikkelen zich de huid, het sensorisch centrum, het zenuwstelsel en delen van het hormoonstelsel. Uit het mesoderm ontstaat het motorisch systeem, het urinewegstelsel, het circulatiestelsel, het voortplantingsstelsel en delen van het hormoonstelsel. Uit het endoderm ontstaat het spijsverteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en delen van het hormoonstelsel.
Bronnen:
William J. Larsen, Human Embryology, Churchill Livingstone (2001), Philadelphia