Benigne paroxismale positieduizeligheid (BPPD), oorzaak en behandeling

Duizeligheid is een vervelende klacht, die van grote invloed kan zijn op het dagelijkse leven. Klachten die in combinatie met de duizeligheid kunnen voorkomen zijn bijvoorbeeld misselijkheid en braken. Bij benigne paroxismale positieduizeligheid treedt de duizeligheid in aanvallen op bij houdingsveranderingen. De duur van de aanvallen is seconden tot minuten. Er is ook sprake van een bewegingssensatie. De afkorting van benigne paroxismale positieduizeligheid is BPPD.

Wanneer ontstaat BPPD?
BPPD ontstaat wanneer er snel van houding wordt veranderd. Houdingsveranderingen die het voornamelijk uit lokken, zijn houdingenveranderingen vanuit liggende positie naar zitten of staan. Nadat men van houding veranderd is, ontstaan de klachten na een interval van een tiental seconden. De duur van een aanval is meestal korter dan een minuut en de klachten verdwijnen daarna weer geheel.

Diagnose BPPD
Door de ‘kiepproef’ te doen kun je de klachten uitlokken. De kiepproef houdt in dat je het hoofd van de patiënt tussen je handen houdt en het hoofd 45 graden naar een kant draait. Vervolgens leg je het hoofd van de patiënt snel met een vloeiende beweging neer, waarbij je het hoofd iets van de bank af laat hangen. Let op de geopende ogen van de patiënt gedurende een halve minuut waarbij de patiënt je aankijkt. Kijk of er een nystagmus optreedt en vraag of er sprake is van draaiduizeligheid. Bij het weer overeind komen kunnen de klachten opnieuw ontstaan. Je kunt de kiepproef ook nog herhalen maar dan met het hoofd de andere kant op gedraaid. Het meerdere keren uitvoeren van de kiepproef kan de klachten doen verminderen.

Oorzaken BPPD
Vaak is er geen duidelijke oorzaak aan te wijzen waarom iemand BPPD krijgt. Het kan ontstaan nadat men een langere tijd bedrust heeft gehouden in verband met een hernia of trauma. Een andere oorzaak van de aandoening kan een trauma capitis (‘hoofd-letsel’) zijn.

De behandeling van BPPD
De behandeling van BPPD bestaat uit oefeningen die voor de patiënt als vervelend ervaren kunnen worden. Het is namelijk zo dat de bewegingen die de aanvallen uitlokken de klachten uiteindelijk doen afnemen. De behandeling bestaat dus uit oefeningen waarbij de patiënt meerdere malen per dag de bewegingen maakt die de klachten juist provoceren.

Bronnen:
A. Hijdra, Koudstaal, PJ, Roos, RAC, Neurologie (2003), Elsevier gezondheidszorg, Maarssen