Ovetrainingssyndroom (ook wel overreaching of overtraindheid genoemd) is een onderschat probleem bij sporters. Overtrainingssyndroom komt veel bij duursporters voor. Er bestaan twee vormen van overtraining, de parasympatische (het echte overtrainingssyndroom) en sympatische vorm (niet functionele overreaching; NFO). Er zijn geen duidelijke criteria en testen om OTS vast te stellen. Vaak wordt de diagnose OTS achteraf gesteld.
Epidemiologie van het overtrainingssyndroom
Voordat in kan worden gegaan op de epidemiologie (incidentie en prevalentie) van het overtrainingssyndroom (OTS) moet eerst een definitie worden gegeven. De definitie van overtrainingssyndroom (OTS) moet de volgende drie punten benoemen; hoge belasting van stressoren met onvoldoende rust, er zijn stressoren op fysiek, sociaal en mentaal/psychisch vlak en er zijn symptomen van onverklaarde prestatiedaling en vermoeidheid. De prevalentie van overtrainingssyndroom ligt tussen de 20% en 60%. Met name bij duursporten komt OTS veel voor. Hardlopen is helemaal berucht. Bij hardlopen komt OTS zelfs drie keer vaker voor, dan bij andere duursporten. Tweederde van de hardlopers schijnt zelfs een periode van OTS gedurende de loopcarrière te hebben. Er is een grote range in de prevalentiecijfers, omdat sommige onderzoekers Niet Functionele Overreaching (NFO) ook rekenen als overtrainingssyndroom (OTS). NFO is minder ernstig, dan OTS. Een atleet met NFO herstelt hiervan binnen enkele weken totale rust. OTS kent sterke gelijkenissen met een burn-out en herstel hiervan kan maanden tot jaren duren!
Diagnose en testen bij een overtrainingssyndroom (OTS)
Naast bloedonderzoek is het de taak van de sportbegeleider (coach, trainer, diëtist, fysiotherapeut en sportarts) om te letten op symptomen die kenmerkend zijn voor het overtrainingssyndroom (OTS). Deze symptomen zijn:
- Prestatie-afname ondanks voldoende training
- Geen zin in trainingen
- Verlies van eetlust
- Vaker last van overbelastingsblessures
- Vaker last van bovenste luchtweginfecties
- Moeite om te concentreren
- Vermoeidheid
- Gewichtsverlies
- Onverklaard zweten
- Slaapproblemen (slapeloosheid of juist extreem veel slapen)
- Langer spierpijn
- Daling hartslag bij submaximale belasting
- Amenorroe (uitblijven menstruatie)
- Stemmingswisselingen en prikkelbaar hebben
- Depressieve gevoelens hebben
Deze symptomen zijn na twee weken (of langer) rust niet verdwenen in tegenstelling tot het vele mildere NFO waarvan de atleet binnen twee weken rust kan herstellen. Naast deze symptomen kunnen nog een aantal testen worden afgenomen. Er zijn echter geen duidelijke diagnostische middelen om OTS vast te stellen. Deze testen zijn een maximale fietstest, waarbij het resultaat vergeleken wordt met een eerder afgenomen fietstest. Wanneer het resultaat op de tweede fietstest slechter is, ondanks voldoende training kan er sprake zijn van OTS. Ook kan er bloed afgenomen worden, waarbij OTS een toename laat zien van ACTH en Cortisol in het bloed, terwijl testosteron ongeveer hetzelfde blijft. Wanneer OTS langer duurt, ziet men echter een daling van cortisol en adrenaline in het bloed. Ook de lactaatspiegel tijdens submaximale inspanning is lager. Hierdoor zou de behandelaar kunnen denken dat het prestatievermogen is toegenomen. Vaak wordt ook een reactietijdtaak ([B]Stroop Color Test[/B]) gedaan. Bij OTS kan de patiënt minder snel reageren.
Tot slot
OTS is een ernstige blessure/aandoening, maar niet levensbedreigende aandoening voor een atleet. OTS kent sterke gelijkenissen met een burn out. OTS komt veel bij duursporters en met name hardlopers voor. Zelfs tweederde van de hardlopers heeft een periode van overtraining doorgemaakt gedurende de loopcarriere. Er zijn geen duidelijke criteria en testen om OTS vast te stellen. Vaak wordt de diagnose OTS achteraf gesteld.
Bronnen:
www.powerbar.com
www.roeicoachcongres.info
www.rozenbergsport.nl
www.acsm.org
www.cursussen.hu.nl
Meeusen R, Nederhof E, Buyse L, Roelands R, de Schutter G, Piacentini MF (2010). Diagnosing overtraining in athletes using the two-bout exercise protocol. Br. J. Sports Med. 44: 642-648.
Meeusen R, Watson P, Hasegawa H, Roelands B, Piacentini MF (2007). Brain neurotransmitters in fatigue and overtraining. Appl. Physiol. Nutr. Metab. 32: 857-864.
Nederhof E, Lemmink APM, Visscher C, Meeusen R, Mulder T (2006): Psychomotor speed, possibly a new marker for overtraining syndrome. Sports Med. 36: 817-828.