De wetenschapsalmanak; deel 19, veelgemaakte fouten: slordigheid

Wie de afgelopen tijd de wetenschapsalmanak heeft gevolgd, weet dat wetenschappelijk onderzoek uitvoeren proces is dat veel nauwkeurig- en zorgvuldigheid vraagt. Echter niet alleen wetenschappelijk onderzoek uitvoeren, vraagt veel nauwkeurigheid en zorgvuldigheid. Ook het lezen en interpreteren van wetenschappelijk onderzoek vraagt naast veel deskundigheid op het desbetreffende vakgebied ook veel nauwkeurigheid en zorgvuldigheid. In de verschillende delen van de wetenschapsalmanak hebben we je proberen te helpen die nauwkeurigheid en zorgvuldigheid aan te scherpen. We hebben onder andere beschreven hoe je betrouwbare studies herkent, waarom de hiërarchie van bewijs belangrijk is, en hoe de Bradford Hill-criteria helpen bij het vaststellen van causaliteit wanneer je epidemiologische studies gebruikt. We zagen dat niet alle studies even sterk zijn en dat methodologische onnauwkeurigheden grote invloed kunnen hebben op de conclusies. Maar hoe pas je deze inzichten toe als je onderzoek leest over een praktisch onderwerp zoals spiergroei? Hoe weet je of de bewering “meer eiwit leidt tot meer spieren” echt klopt? In dit artikel kijken we naar hoe studies over eiwitinname en krachttraining worden uitgevoerd en hoe je zelf kunt controleren of een onderzoek zorgvuldig is opgezet.

Hoe onderzoek je spiergroei?

Onderzoek naar krachttraining en spiergroei is technisch uitdagend. Spiermassa door krachttraining neemt langzaam toe, en het effect van eiwitinname kan pas na weken of maanden zichtbaar worden. Dat betekent dat studies goed opgezet moeten zijn: voldoende proefpersonen, controle over trainingsschema’s en nauwkeurige metingen van spiermassa, bijvoorbeeld. Een studie die slechts een paar weken duurt of spiergroei meet met minder valide en betrouwbare methodes, zal minder waardevolle resultaten opleveren. Daarnaast is het belangrijk dat de totale eiwitinname goed wordt bijgehouden en gecontroleerd. Een studie waarin proefpersonen hun eigen voeding rapporteren zonder objectieve controle kan bijvoorbeeld vertekenende resultaten geven. Ook moet er een goede controlegroep zijn: wordt eiwitinname vergeleken met een lagere dosis, een placebo, of alleen training zonder extra eiwit?

Signalen van twijfelachtige studies

Onderzoek uitvoeren vereist dus een grote mate van nauwkeurigheid. Slordigheid op elk punt in het onderzoeksproces kan de resultaten onbetrouwbaar maken. Maar hoe herken je een studie waarin niet zorgvuldig is gewerkt? Hier zijn enkele praktische manieren om dat te controleren:

  • Kijk naar de meetmethodes. Hoe is spiergroei gemeten? DEXA-scans en spiervezeloppervlakte zijn nauwkeuriger dan met een meetlint de omtrekmaten van armen, benen en torso meten.
  • Check de studieduur. Spieropbouw kost tijd. Een onderzoek dat na twee weken al enorme spiergroei rapporteert, verdient scepsis. Ook wanneer binnen twee weken geen spiergroei wordt gevonden en vervolgens wordt geconcludeerd dat eiwitten geen effect op spiergroei heeft, is discutabel.
  • Controleer de standaarddeviatie en standaardfout. In goed onderzoek wordt gekeken naar spreiding: hoe sterk verschillen de resultaten tussen proefpersonen? Dit zie je vaak terug als een standaarddeviatie (SD) of standaardfout (SE). Een grote SD betekent dat de resultaten sterk uiteenlopen. Als de SD groter is dan 50% van de gemiddelde verandering in spiermassa, kan dat een teken zijn dat er grote verschillen zijn tussen proefpersonen. Dit kan betekenen dat enkele extreme waarden het gemiddelde vertekenen.
  • Correct omgaan met uitschieters. Een betrouwbaar onderzoek gaat transparant om met extreme waarden. Uitschieters mogen niet zomaar worden verwijderd, tenzij er een gegronde reden voor is, zoals meetfouten. Goede studies rapporteren hoe ze met uitschieters omgaan, bijvoorbeeld door robuuste statistische methoden zoals winsorizing (waarbij extreme waarden naar een bepaalde grens worden gebracht), of door te kijken of extreme waardes 2SD afwijken van het gemiddelde, of door analyses uit te voeren met en zonder de uitschieters om te zien of de resultaten standhouden.
  • Let op de spreiding in resultaten. Zijn er onrealistisch grote verschillen tussen proefpersonen zonder duidelijke verklaring? Dit kan duiden op meetfouten of slecht gecontroleerde variabelen. In een artikel vind je deze informatie vaak in tabellen of grafieken. Kijk of er statistische analyses zijn gedaan om de betrouwbaarheid van de spreiding te beoordelen, zoals een F-test of Levene’s test.
  • Bekijk de uitval. Veel proefpersonen die afhaken of grote hoeveelheden ontbrekende data kunnen het resultaat vertekenen. Studies zouden moeten rapporteren hoeveel mensen de studie hebben afgerond en hoe met ontbrekende gegevens is omgegaan.
  • Vergelijk met eerdere studies. Ligt het gevonden effect in lijn met eerdere, goed uitgevoerde onderzoeken? Als een studie plotseling veel grotere, of juist veel kleinere spiergroei rapporteert dan eerdere literatuur, is extra voorzichtigheid geboden.

Conclusie

Wetenschap is geen magische kristallen bol, maar een gereedschap om beter te begrijpen wat werkt en wat niet. Door kritisch te kijken naar onderzoek – of het nu over eiwitinname en spiergroei gaat of een ander onderwerp – voorkom je dat je blind vertrouwt op dubieuze claims. Kennis is kracht, vooral als je die gebruikt om sterker te worden!

Wil je fit worden zonder fratsen. Bestel dan Fit zonder fratsen hier. Of klik op het boek hieronder: