Insuline de ultieme slechterik, of toch niet? Deel 4

Koolhydraten en insuline hebben een bad rep. Koolhydraten stimuleren immers de insulineafgifte en insuline stimuleert de vetopslag. Insuline heeft echter veel meer functies. Zo stimuleert insuline het verzadigingsgevoel, zodat je minder eet en ook stimuleert insuline de eiwitopbouw. Daarnaast zorgt niet alleen insuline voor vetopslag. Een overmaat aan vetten in het dieet (mits er sprake is van een positieve energiebalans) stimuleert ook, zelfs in afwezigheid van insuline de vetopslag. Verder stimuleren niet alleen koolhydraten de insuline-afgifte, maar doen eiwitten dat ook. Wei-eiwit zorgt zelfs voor een even grote, zo niet grotere insuline-afgifte dan wit brood. Nu zijn bovenstaande argumenten, fysiologische argumenten voor het weerleggen van de koolhydraat-insuline hypothese. We hebben echter nog geen studies besproken waarin het effect van koolhydraatrijke en koolhydraatarme diëten op het lichaamsgewicht en vetmassa bij mensen is bestudeerd. Daar besteden we aandacht aan in dit bericht.

Om te Soenen

Het eerste onderzoek waar we aandacht aan besteden, is het onderzoek van Soenen en zijn collega’s. Soenen includeerde 132 proefpersonen met fors overgewicht in zijn onderzoek en verdeelde deze proefpersonen in 4 groepen en zijn onderzoek bestond uit twee fasen:

In de eerst fase namen de proefpersonen 33% van de geschatte energiebehoefte in; dit betekende dus een forse calorische beperking.

  1. Een groep volgde een eiwitrijk, vetrijk en koolhydraatarm dieet (60 energieprocent eiwitten, 35 energieprocent vet en 5 energieprocent koolhydraten).
  2. Een groep volgde een eiwitrijk, vetarm en koolhydraatrijk dieet (60 energieprocent eiwitten, 5 energieprocent vet en 35 energieprocent koolhydraten)
  3. Een groep volgde een vetrijk, koolhydraatarm dieet met een normale hoeveelheid eiwitten (30 energieprocent eiwitten, 65 energieprocent vet en 5 energieprocent koolhydraten).
  4. Een groep volgde een vetarm, koolhydraatrijk dieet met een normale hoeveelheid eiwitten (30 energieprocent eiwitten, 5 energieprocent vet en 65 energieprocent koolhydraten).

In de tweede fase, de onderhoudsfase was het de bedoeling om in energiebalans te zijn en het gewicht stabiel te houden en werd de proefpersonen aangeraden 67% van hun aanvankelijke geschatte energiebehoefte in te nemen. Ook gedurende de onderhoudsfase bleven de proefpersonen het voedingspatroon volgen dat zij in het begin volgden, alleen verstrekte het voedingspatroon meer energie. Echter de macronutriëntenverhouding in de tweede fase verschilde wel van de eerste fase (voor geïnteresseerden: 30, 25, 45 energieprocenten eiwitten, koolhydraten en vetten voor het eiwitrijk, koolhydraatarm dieet, of 30, 45, 25 energieprocenten eiwitten, koolhydraten en vetten voor het eiwitrijk, koolhydraatrijk dieet, 15, 25, 60 energieprocenten eiwitten, koolhydraten en vetten voor het normaal eiwit-, koolhydraatarm dieet en 15, 45 en 40 energieprocenten eiwitten, koolhydraten en vetten voor het normaal eiwit-, koolhydraatrijk dieet)

Wat bleek? Het koolhydraatrijk en koolhydraatarm dieet resulteerde in hetzelfde gewichts- en vetverlies over de eerste 3 maanden. Waarschijnlijk zorgde dus de energiebeperking voor het gewichtsverlies. Ook konden de proefpersonen in beide groepen het gewichtsverlies en vetverlies even goed handhaven over de resterende 9 maanden. De verschillen in gewichts- en vetverlies werd met name verklaard door de eiwitinname. De groepen die meer eiwitten consumeerden vielen meer af en verloren meer vetmassa. Het lijkt er dus op dat niet de insulinerespons na voedselinname voor gewichtsverlies zorgt, want eiwitten zorgen ook voor een forse insulinerespons, zoals je kan lezen in deel 1, 2 en 3 van deze serie. Nu was de studie van Soenen een studie waarin proefpersonen werden geïnstrueerd om gedurende lange tijd op een bepaalde manier te eten. Het is echter lastig te controleren of mensen precies eten wat je ze voorschrijft. Wil je 100% invloed hebben op wat mensen eten, dan moet je proefpersonen vrijwillig opsluiten. En ja er zijn echt proefpersonen te vinden die willen participeren in zulke studies.

Metabole studies van Hall

Zo heeft voedingswetenschapper Kevin Hall in 2015 19 vrijwilligers met overgewicht opgesloten om te bestuderen wat het effect is van een 6 dagen durend koolhydraatarm en 6 dagen durend koolhydraatrijk dieet op de insulinespiegels (middels C-peptide), gewichtsverlies en vetverlies. Dan de resultaten. Gedurende de periode waarin het koolhydraatarme dieet werd verstrekt waren insulinespiegels inderdaad lager. Ook het gewichtsverlies was iets groter gedurende de periode waarin het koolhydraatarme (ongeveer 1,5-2,0 kg) dieet werd verstrekt. Dat spreekt dus in het voordeel van het koolhydraatarme dieet. Maar hang de vlag niet te snel uit voor het koolhydraatarme dieet, want het gewichtsverlies leek vooral op het conto van waterverlies en niet vetverlies te komen. Want kijken we naar het verlies aan vetmassa, dan was het vetmassaverlies groter na het volgen van het koolhydraatrijke dieet, dan na het koolhydraatarme dieet. Dus ondanks de hogere insulinespiegels bij het volgen van het koolhydraatrijke dieet, was het vetverlies groter, dan na het volgen van het koolhydraatarme dieet. Dus ondanks (of misschien wel dankzij wie zal het zeggen) hogere insulinespiegels bij het volgen van het koolhydraatrijke dieet verloren de proefpersponen meet vetmassa, dan bij het volgen van het koolhydraatarme dieet.

Naast bovenstaande studie heeft Kevin Hall in een andere studie die bijna vergelijkbaar van opzet was, proefpersonen 2 x 4 weken vrijwillig opgesloten en kregen zij exact verstrekt wat zij mochten eten. In de eerste 4 weken werd een standaard baselinedieet dat 50% koolhydraten bevatte, verstrekt. In de tweede 4 weken werd een koolhydraatarm dieet dat 5% (31 gram) koolhydraten bevatte, verstrekt. Deze studie was overigens goedgekeurd door de organisatie van Gary Taubes die een voorvechter is van de koolhydraat-insuline hypothese. Ook in de deze studie werd gewichtsverlies, vetverlies, insuline en C-peptide gemeten. Dan de resultaten. Insuline en C-peptide waren hoger gedurende het baselinedieet. Gedurende het volgen van het baselinedieet trad er een gewichts- en vetverlies van respectievelijk 0,8 en 0,5 kg op. Gedurende het volgen van het koolhydraatarme dieet trad er een gewichts- en vetverlies van respectievelijk 1,6 en 0,2 kg op. Bij het volgen van het baselinedieet trad er dus een groter vetverlies op ondanks dat er hogere insulinespiegels werden gevonden, dan bij het volgen van het koolhydraatarme dieet.

En dus…

Het moge duidelijk zijn dat een koolhydraatrijk dieet net zo goed tot gewichts- en vetverlies kan leiden als een koolhydraatarm dieet. Wij zijn dan ook geen voor-, of tegenstanders van het koolhydraatarm, of koolhydraatrijk dieet om gewicht verliezen. Het is juist belangrijk dat je een dieetvorm kiest die goed bij je past en die je vol kan houden. En daarbij is het goed te weten dat het niet per se een koolhydraatarm, of koolhydraatrijk dieet moet zijn. Een matige hoeveelheid koolhydraten en vetten kan ook. Wel lijkt het belangrijk om de totale hoeveelheid eiwitten op te voeren. Kies je voor een bepaalde dieetvorm let dan goed op dat je een volwaardige voeding binnenkrijgt. Kies je voor een koolhydraatarm dieet let dan extra op een voldoende inname van wateroplosbare vitaminen, vezels en eiwitten. Echter het koolhydraatarm dieet zal niet via een lagere insulinerespons tot gewichtsverlies leiden. Nee, een koolhydraatarm dieet zorgt voor gewichtsverlies omdat het je energie-inname aan banden legt, waardoor je in een negatieve energiebalans terecht komt.