Koolhydraatconsumptie stimuleert de insuline-afgifte. Koolhydraatconsumptie zou dan via een verhoogde insuline-afgifte door de alvleesklier de lipogenese (vetopbouw) stimuleren en lipolyse (vetafbraak) remmen, waardoor gewichtsverlies onmogelijk wordt. Tenminste dat wordt soms gedacht. Echter eiwitten stimuleren de insuline-afgifte, net zo sterk als koolhydraten en dat doen ze zonder de gluconeogenese (nieuwvorming van glucose) te stimuleren. De insuline-afgifte als reactie op voedselinname kun je verdelen in insulinepieken. Deze insulinepieken zijn juist niet slecht (mits ze niet leiden tot hyperinsulinemie), maar remmen juist het hongergevoel. Deze insulinepieken zijn belangrijk voor een normale bloedglucoseregulatie en het ontbreken ervan veroorzaakt een verstoring van de bloedglucoseregulatie en een adequate regulering van honger- en verzadigingsgevoel. Wil je meer weten over de verschillende insulinepieken na de voedselinname en waarom ze mogelijk kunnen zorgen voor een stabiel gewicht lees dan snel verder.
Insuline-afgifte als reactie op een toename van de bloedglucosespiegel
De insuline-afgifte na voedselinname bestaat bij mensen met een normale alvleesklierfunctie uit twee fases; de vroege insuline- en je raadt het al de late insuline-respons. De zogenaamde vroege insulinerespons komt al 1 tot 2 minuten na een toename van de bloedglucosespiegel op gang en verdwijnt na ongeveer 10 minuten. Deze vroege insulinerespons wordt mogelijk gemaakt door insuline die ligt opgeslagen in de alvleesklier. Deze vroege insulinerespons zien we als reactie op een toename van de bloedglucosespiegel, maar zien we ook na inname van een eiwitrijke maaltijd.
Naast de vroege insuline- bestaat er ook de late insulinerespons. De late insulinerespons houdt aan zo lang de bloedglucosespiegel verhoogd is. De late insulinerespons wordt mogelijk gemaakt door insuline die ligt opgeslagen in de pancreas, maar ook door de pancreas nieuw geproduceerd insuline.
De vroege insulinerespons is overigens verstoord bij mensen met Impaired Glucose Tolerance (IGT) en daardoor kunnen ze de glucose die vrijkomt in het bloed na het consumeren van een maaltijd niet snel genoeg wegwerken. Mensen met IGT hebben daarom ook een te hoge bloedglucosespiegel na de maaltijd en een nuchtere bloedglucosespiegel tussen de 6,1 en 7,0 mmol. De vroege insulinerespons is nagenoeg afwezig bij mensen met type 2 diabetes.
GLP1-agonisten
Nu is het bekend dat een snelle bloedglucosestijging en vervolgens -daling het hongergevoel kan stimuleren en omdat insuline voor de bloedglucosedaling zorgt, zou insuline het boetekleed aan moeten trekken als oorzaak voor het toenemende hongergevoel. Het is echter niet insuline dat het boetekleed moet aantrekken. Er bestaan namelijk medicijnen genaamd GLP1-agonisten (zoals bijvoorbeeld Ozempic) die het hongergevoel remmen en uiteindelijk dus gewichtsverlies stimuleren. Dit komt onder andere omdat GLP1-agonisten de vroege insulinerespons herstellen. GLP1 staat overigens voor Glucagon-Like Peptide-1 en is een darmhormoon (incretine voor de nerds onder ons) dat de insuline-afgifte en -productie van de alvleesklier stimuleert en daarnaast de glucagon-afgifte (glucagon is een hormoon dat deels een tegengestelde werking van insuline heeft) remt. Hierdoor komt er meer insuline vrij en kan insuline beter zijn werk doen, omdat glucagon wordt geremd.
Daarnaast stimuleren GLP1-agonisten gewichtsverlies doordat deze medicatie ervoor zorgt dat voedsel langer in de maag blijft (een vertraagde maaglediging wordt dat genoemd), maar ook omdat door de vroege insulinerespons het verzadigingsgevoel wordt hersteld. Er lijkt namelijk een verband te bestaan tussen de insulinerespons en het verzadigingsgevoel, want het is bekend dat muizen gaan overeten wanneer de muizenhersenen ongevoelig voor insuline worden gemaakt. En ook is het bekend dat een hogere insulinerespons na een eiwitrijke maaltijd voor een lagere calorie-inname later op de dag zorgt.
Insuline en afvallen
Vaak wordt gezegd dat diabeten die insuline gebruiken, moeite hebben met afvallen en juist aankomen, omdat insuline de lipogenese stimuleert en de lipolyse remt. We hebben echter in ons vorige bericht en hierboven aangegeven dat de insulinepieken (mits ze niet leiden tot hyperinsulinemie) er juist voor zorgen dat het hongergevoel afneemt en het verzadigingsgevoel toeneemt. De gewichtstoename die bij diabeten kan optreden, lijkt dus niet op het conto van de insulinepieken te komen (want die ontbreken juist bij diabeten), maar juist door het ontbreken van het alvleesklierhormoon amyline. Bij gezonde mensen scheidt de alvleesklier namelijk gelijktijdig met insuline ook het hormoon amyline uit. Amyline vermindert het hongergevoel en stimuleert de lipolyse (=vetafbraak). Waarom is dat belangrijk om te weten? Omdat de alvleesklier van type 1 diabeten helemaal geen en bij type 2 diabeten zeer beperkt amyline uitscheidt. Het ontbreken van de vroege insulinerespons en het ontbreken van het alvleesklierhormoon amyline maakt het afvallen en/of op gewicht blijven bij diabeten ook lastig. Nu bestaat er een medicijn (pramlintide) dat de werking van amyline nabootst en er op termijn voor zorgt dat diabeten beperkt gewicht verliezen. Pramlintide is een amyline-analoog die in Amerika wordt voorgeschreven aan mensen met diabetes type 1 en 2 die insuline spuiten. Het ondersteunt insuline, waardoor minder insuline gespoten hoeft te worden. Ook wordt Pramlintide gebruikt bij cliënten waarbij glykemische controle bereiken lastig is.
Daarnaast is er een nog veel meer voor de hand liggende reden dat er gewichtstoename optreedt zodra mensen met diabeten starten met insuline spuiten. Immers als diabetes niet met insuline behandeld wordt, kan er vaak sprake zijn van glucoserie. Bij glucoserie wordt er glucose met de urine uitgescheiden en worden er dus calorieën in de vorm glucose uitgeplast. Het uitscheiden van calorieën met de urine kan leiden tot een negatieve energiebalans en dus gewichtsverlies. Glucoserie treedt als de bloedglucosespiegel hoger wordt dan de drempelwaarde van de nieren om glucose uit de voorurine te resorberen. Deze drempelwaarde is een bloedglucosespiegel van ongeveer 10 mmol/L. Verder wordt er een grote hoeveelheid urine uitgescheiden (poly-urie) om de overmaat aan glucose in urine uit kunnen plassen. Hierdoor daalt het lichaamsgewicht ook als er sprake is van glucoserie. Deze daling van het lichaamsgewicht komt dan weer op het conto van waterverlies. Zodra behandeling met insuline start, zal de bloedglucosespiegel beter gereguleerd zijn en de drempelwaarde voor het uitplassen van glucose minder snel bereikt worden. Het glucose en dus de energie (calorieën) blijft behouden voor de diabeet en deze zal weer aankomen. Ook zal de poly-urie afnemen. Nu bestaat er sinds enkele jaren medicatie die ervoor zorgt dat er glucose kan worden uitgeplast. Deze medicatie heet SGLT2-remmers en wekt kunstmatig een glucoserie op. Het effect van deze medicatie is een mild gewichtsverlies (2-4 kg).
En dus….
Om gewicht te verliezen, of op gewicht te blijven is het onbelangrijk om je insulinerespons nauwkeurig te managen. De verbeterde insulinerespons door het consumeren van een eiwit- en vezelrijke voeding, die bestaat uit met name onbewerkte producten en het doen van voldoende fysieke activiteit is niet meer dan bijvangst. Een eiwit- en vezelrijke voeding die met name bestaat uit onbewerkte voedingsmiddelen, zorgt ervoor dat je je energie-inname beter onder controle krijgt en in combinatie met voldoende lichaamsbeweging dat je mogelijk in een negatieve energiebalans komt, waardoor je afvalt. De fysieke activiteit in combinatie met gewichtsverlies zorgt ervoor dat de insulinegevoeligheid toeneemt. Het is niet zo dat je gewicht verliest, omdat je insulinegevoeligheid toeneemt.